Verschenen in OORsprong nr 1, december 1999.
Escher bezien door de bril van zijn eigen oeuvre
'Je zult mij wel vervloeken, maar waarlijk, de Here wil het zo', schreef Rudolf
Escher in 1971 aan Nico Schuijt, naar aanleiding van zijn besluit zijn Tweede
Symfonie voor de tweede maal op de helling te zetten. Schuijt, destijds hoofd van
de afdeling Ducumentatie van uitgeverij Donemus, moet inderdaad stapeldol zijn
geworden van de eindeloze verbeteringen en veranderingen waaraan Escher zijn werk
placht te onderwerpen. Maar noch hij, noch de componist zelf kon bevroeden dat de
oorspronkelijk in 1958 gecomponeerde Tweede Symfonie nog twee revisies zou
doormaken. In feite bleef Escher er tot zijn dood in maart 1980 aan sleutelen.
De Tweede Symfonie achtte hij ten minste nog het sleutelen waard, anders dan
het Concertino voor strijkorkest uit 1947-48 (rev. 1952), dat hij in 1960
eigenhandig in de keukenkachel verbrandde. Alsof de verwoesting die het
bombardement van Rotterdam onder zijn vroege werken had aangericht nog niet genoeg
was. Het Concertino is overigens niet echt verloren gegaan, aangezien
Donemus geen gehoor gaf aan Eschers instructies om het werk te vernietigen, samen
met enkele andere die de toets der zelfkritiek niet meer konden doorstaan.
Nimmer is het werk van een Nederlandse componist zo meticuleus beschreven als
in de 'catalogue raisonné' Rudolf Escher Het Oeuvre, waaraan
het bovenstaande ontleend is. Het fraai uitgevoerde boek is samengesteld door
Eschers weduwe Beatrijs, gesteund door een aantal andere Escher-deskundigen. Naar
de vorm heeft het boek het karakter van een lijst wat logisch is, aangezien
het allereerst bedoeld is als vraagbaak voor musicologen en musici. Naar de inhoud
echter is het veeleer een op Borgesiaanse wijze verhaalde biografie: uit de
lotgevallen van het oeuvre ontstaat gaandeweg een beeld van de maker.
De eerste honderdvijftig pagina's, de beschrijving van Eschers zevenenvijftig
bewaard gebleven composities, vormen uiteraard de kern van het boek. Nuchtere
gegevens als ontstaansdata en bronnenmateriaal (wat bij een stuk als de Tweede
Symfonie al een flinke waslijst oplevert) worden geïllustreerd met commentaren
en citaten uit de briefwisseling van de componist.
Uit dit hoofdwerk komt Escher allereerst naar voren als een altoos onvoldane
scherpslijper. Dit ongetwijfeld wat eenzijdige beeld krijgt in de tweede helft van
het boek, de aanhangsels, aanmerkelijk meer facetten. Het is frappant dat juist
ogenschijnlijk futiele kleinigheden veelzeggende informatie bevatten. Zo komen we
te weten dat die componist die zo ontzettend streng voor zichzelf kon zijn ook nog
een aantal gelegenheidswerkjes heeft geschreven, waaronder een lied op een
aandoenlijk gespelde tekst van een zevenjarig jongetje: Sest livere il y a de l
nége et de la glasse, zeg maar: het iz wintur, er licht sneew en eis.
Nog onthullender en fascinerender is de lijst met niet-uitgewerkte plannen
(uiteraard weer geïllustreerd met veel citaten, maar ook met muziekfragmenten):
een lijst waarvan het aantal onderdelen in de tientallen loopt en plannen omvat
voor allerlei grote en kleine composities. Maar liefst zes pagina's zijn gewijd aan
een pianoconcert waaraan Escher veertien jaar, van 1946 tot 1960, telkens opnieuw
begonnen is zonder dat het ooit iets geworden is.
Een lange lijst van al dan niet gepubliceerde geschriften werpt licht op de
veelzijdige interesses van Escher en toont aan dat hij, ondanks zijn moeizame
verhouding met zijn eigen composities, een rijk en productief leven gekend heeft.
Het daaropvolgende onderdeel, 'aanvullende documentatie', zoomt nog weer verder in
op het veelzeggende detail. Het bevat een aantal wat langere citaten, voornamelijk
uit brieven, waarin de hoofdpersoon van he boek voor het eerst uitgebreid zelf aan
het woord komt. Prachtig is de manier waarop de sluier van het verleden even wordt
opgelicht in de notitie over zijn eerste, omstreeks 1929 gecomponeerde en in 1940
teloorgegane pianostukje, waarvan hij zich de beginmaten nog herinnert. En in het
laatste citaat, een in rake bewoordingen gestelde kritiek op de 'atonaliteit', die
beschouwd kan worden als een credo, blikken we recht in Eschers componistenziel.
Zo werkt deze catalogue raisonné als een bibliografische lens op
Eschers levensloop een lens die helemaal aan het eind van het boek, na de
diverse registers, biblio- en fonografieën, als het ware wordt weggetrokken,
wanneer een laatste appendix met foto's en ander beeldmateriaal onthult hoe de
hoofdpersoon en zijn wereld er werkelijk uitzagen.
Rudolf Escher/Het Oeuvre; catalogue raisonné. Samengesteld door Beatrijs
Escher. Uitgegeven door de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse
Muziekgeschiedenis, Postbus 1514, 3500 BM Utrecht. ISBN 90-6375-162-1. Prijs 110,-.
© Frits van der Waa 2007