Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

Verschenen in Preludium, maart 2003

Voorbij het minimalisme

Steve Reich en John Adams
Op 10 maart voert het Schönberg Ensemble onder Reinbert de Leeuw werken uit van Steve Reich en John Adams, twee Amerikanen die te boek staan als leidende componisten van minimal music. Maar hoe minimaal is minimal tegenwoordig nog?
Zoals elk echte revolutionaire stroming heeft de minimal music in haar puurste vorm maar heel kort bestaan. Zelfs de componisten die halverweg de jaren zestig deze muzikale omwenteling in gang zetten beschouwen zichzelf al lang niet meer als minimalisten – voorzover ze dat ooit al gedaan hebben. De term is ook niet geż5 żntroduceerd door een componist, maar door muziekkritici. Net als omstreeks 1900, toen het uit de beeldende kunst afkomstige begrip `impressionisme' op de muziek van Ravel en Debussy geplakt werd, werd de nieuwe muziekstroming van de jaren zestig, naar analogie van de minimal art, als minimale muziek betiteld. Daar was toen ook wel enige reden voor, want de eerste voortbrengselen van die beweging waren uitgesproken radicaal, zowel in hun beperking van de muzikale gegevens als in de dikwijls enorme tijdsduren die ze in beslag namen.

In elk relaas over de wortels van de minimal music duikt het zelfde kwartet van founding fathers op: La Monte Young, Terry Riley, Steve Reich en Philip Glass, vier Amerikaanse componisten die binnen twee jaar tijd, tussen 1935 en 1937, ter wereld kwamen. Hun werk vormde een reactie op de extreme versplintering die zich had voorgedaan in de na-oorlogse muziektaal. Zowel de seriële technieken van Europese componisten als Stockhausen en Boulez als de toevalsprocedures van de Amerikaan John Cage hadden geleid tot een muziek waarin door de ultieme variatie de luisteraar nagenoeg elk houvast ontnomen werd.

Het was La Monte Young, met zijn voorkeur voor statische, liggende klanken, die de fundamenten legde. Zo bestaat het zevende deel van zijn Compositions 1960 uit niet meer dan de kwint B-fis, met de instructie 'to be held for a long time'. Youngs werk had een grote invloed op zijn studiegenoot Terry Riley, die in 1964 In C componeerde, het stuk dat te boek staat als de eerste echte minimal-compositie.

In feite is In C een geleide improvisatie. De partituur bestaat uit 53 korte melodische fragmenten die de musici naar believen mogen herhalen, maar ze moeten wel bij elkaar in de buurt blijven. Met zijn onmiskenbaar tonale karakter, zijn voortdurende herhalingen en zijn doorgaande puls haalde In C een aantal essentiële muzikale waarden naar voren, die door de componisten van avantgarde-muziek stelselmatig verwaarloosd waren. Die doorgaande puls kwam overigens niet uit de koker van Riley, maar was een ideetje van een van de musici in zijn ensemble, de inmiddels vermaarde Steve Reich.

Net als de misschien nog beroemder geworden Philip Glass, met wie hij in die vroege jaren enige tijd samenwerkte, concentreerde Reich zich aanvankelijk op extreem eenvoudige, strikt wetmatige processen. Maar anders dan Glass, die meer en meer de mainstream opzocht en intussen al jaren niets anders doet dan zichzelf herhalen, heeft Reich met vrijwel elk nieuw werk zijn vocabulaire uitgebreid en zijn grenzen verlegd.

Net als Janacek voor hem, is Reich geïnteresseerd in de melodie van het gesproken woord. Zijn eerste stukken, It's gonna rain (1965) en Come Out (1966) zijn gebaseerd op identieke tape-loops met een gesproken tekstfragmenten, die door minieme vertragingen 'uit fase' raken, waardoor een soms duizelingwekkende meerstemmigheid ontstaat. Vervolgens past hij dit principe toe in instrumentale werken, zoals Piano Phase, waarin twee piano's alle mogelijke combinaties van een simpel muzikaal patroon verkennen. Hoewel de techniek van de 'faseverschuiving' intussen op de achtergrond is geraakt, is de verdubbeling van identieke thema's, instrumenten of ensembles tot op de dag van vandaag een essentieel kenmerk van zijn muziek.

De ontwikkeling die Reich doormaakt leidt in 1971 tot het anderhalf uur durende Drumming, een stuk dat het minimalisme internationaal op de kaart zet. Voor hemzelf is het juist het vertrekpunt naar een reeks van werken waarin de vormopbouw en de harmonische structuren steeds complexer worden en daarmee meer en meer ontstijgen aan het strikt minimale.

In 1988 neemt zijn werk een nieuwe wending, met Different Trains, voor strijkkwartet en tape – mede gebaseerd op ooggetuigen-interviews van de jodenvervolging. Met dit aangrijpende stuk keert hij niet alleen terug naar zijn oude liefde voor de spraakmelodie, maar maakt hij bovendien duidelijk dat hij als componist ooggetuige en spiegel wil zijn van zijn eigen tijd. Hij werkt dit uitvoeriger uit in zijn theatrale composities The Cave (1993), waarin de Joods-Palestijnse kwestie aan de orde komt, en Three Tales (2002), een muzikaal commentaar op de verhouding tussen humanitaire en technologische waarden.

In deze 'documentaire' stukken loopt Reich, zonder het zelf te weten, vooruit op de geschiedenis: het unieke Joods-Palestijnse gebedsoord dat het onderwerp is van The Cave werd in 1994 bezoedeld door de moordaanslag van een Israelische fanaticus, en zijn City Life (1995), dat bevat gesamplede audio-opnamen van de eerste, mislukte aanslag op het World Trade Centre.

De invloed van het minimalisme doet zich al sinds de jaren zeventig wereldwijd gelden, al kiezen de meeste componisten voor minder rigide spelregels. De voornaamste onder hen is de in 1947 geboren Amerikaan John Adams, wiens werk opvalt door zijn emotionele lading, sensuele orkestraties, en harmonisch raffinement. Hoewel het minimalisme voor Adams de deur opent naar een eigen toontaal, evolueert hij razendsnel als componist. Zijn samenwerking met de regisseur Peter Sellars resulteert in twee opera's, Nixon in China (1987) en The Death of Klinghoffer (1991). In zijn recente composities klinken zo veel andere invloeden door, dat ze nauwelijks nog als 'minimalistisch' waargenomen zullen worden. De tijd staat niet stil, al leek dat in het vroege werk van Reich en Glass soms wel het geval te zijn. Wat niet wegneemt dat het minimalisme ontegenzeggelijk de laatste grote muzikale vernieuwing van de twintigste eeuw is geweest.


© Frits van der Waa 2008