Verschenen in OORsprong, jg. 4, nr. 4, november 2003
Nederlandse Muziekdagen 2003
Willem Breuker: 'Altijd maar weer die vreselijke muziek'
Met Willem Breuker als de centrale programmeur beloven de Nederlandse Muziekdagen 2003 (van
12 tot en met 14 december) een hoge mate van onvoorspelbaarheid. Wie is deze tegendraadse musicus
die als thema voorstelde: geen thema?
Met zijn veertigjarige staat van dienst als muzikant, componist en cultureel aanjager is Willem Breuker
(1944) een van de kleurrijkste figuren van het Nederlandse muziekleven. Ditmaal treedt hij op als
programmeur van de Nederlandse Muziekdagen, die van 12 tot en met 14 december in het Utrechtse
Muziekcentrum Vredenburg plaatsvinden. 'Geen thema', was zijn uitgangspunt. Het belooft dan ook een
bonte boel te worden.
De programmeur zelf is desondanks de eerste om het belang van de Nederlandse muziek te relativeren.
'Nederlandse muziek heeft internationaal nooit veel voorgesteld, en dat doet het nog steeds niet,'
relativeert de programmeur al meteen. 'Willem Pijper, die niet veel in Schönberg zag, heeft indertijd
veel tegengehouden. Dat was een invloedrijke man, vergis je niet. En na de oorlog namen zijn leerlingen
het over.'
Voor Donemus (nu opgegaan in MuziekGroep Nederland) heeft Breuker evenmin veel lof. 'Ja, je had
die DAVS-serie, grammofoonplaten met een partituur erbij, dat vond ik wel iets. Het was goed dat
dat gebeurde, maar ook dat waren natuurlijk eendagsvliegen.' Het probleem is volgens Breuker
dat er veel te weinig stukken zijn die echt repertoire hebben gehouden, om van het buitenland
nog maar te zwijgen. En de wervende werking van Donemus werd afgezwakt doordat de componisten,
die zelf een stevige vinger in de pap hadden, elkaar in feite in de weg zaten. 'Er zijn er een paar,
zoals Theo Loevendie en Louis Andriessen, die bij een buitenlandse uitgeverij zijn terechtgekomen,
maar dat is dan ook alles.'
Breuker heeft inmiddels zijn eigen uitgeverij, Haast Music Publishers zoals hij ook in
alle andere opzichten altijd zijn eigen boontjes gedopt heeft. 'Ik werd overal afgetrapt,'
constateert hij droogweg. Met goed gevolg: hij leerde zichzelf klarinet en saxofoon spelen en
ontpopte zich eveneens op eigen kracht tot een buitengewoon productief componist, die
onbekommerd gebruik maakt van alles wat hem aanstond, en dat is veel: Breukers smaak strekt
zich uit van jazz en allerlei soorten klassieke muziek tot draaiorgelmuziek en smartlappen.
Academisme verfoeit hij: 'Componisten van tegenwoordig weten niet meer hoe je een melodie
moet schrijven.'
Samen met Misha Mengelberg en Han Bennink richtte hij in 1967 de Instant Composers Pool
op, waarin hij tot 1973 speelde. Maar de volstrekte anarchie van het 'instant composing'
beviel hem toch niet: hij wilde liever muziek maken waarin de vrijheid werd gecombineerd
met een solide, met voorbedachten rade opgezette speelplan, waarbij de individuele kwaliteiten
van de spelers werden uitgebuit. Daarom formeerde hij in 1974 zijn eigen Willem Breuker
Kollektief, dat al meer dan dertig jaar triomfen viert met een koppig, typisch Breukeriaans
muzikaal brouwsel van robuuste, uitgecomponeerde arrangementen, vrije improvisatie, en
theatrale, dikwijls komische acts.
Ook in cultuurpolitiek opzicht liet Breuker zich niet onbetuigd. Hij was bestuurslid van
de SJIN (Stichting Jazz in Nederland) en speelde een belangrijke rol bij de oprichting
van het BIMhuis. Nergens ter wereld staat de geïmproviseerde muziek er zo goed voor
als in Nederland. Toch vindt Breuker nu dat hij niet in zijn missie geslaagd is:
'Het idee was dat nieuwe muziek iets vanzelfsprekends zou moeten worden. Met moderne
schilderkunst, film of literatuur heeft het publiek geen probleem, met nieuwe muziek
nog steeds wel. Dus van dat idee is niets terechtgekomen.'
Zelf gelden Breuker en zijn Kollektief intussen als ambassadeurs van de Nederlandse
muziek. In de loop der jaren bereisde het gezelschap de hele wereld, en voor de tweede
helft van 2003 staan er toernees naar Canada, Sint-Petersburg en China op de agenda.
Tussen de bedrijven door speelt het Kollektief ook nog mee in Jona, een coproductie
met het Koor Nieuwe Muziek naar het gelijknamige bijbelverhaal, op een libretto van
Karel Deurloo en geregisseerd door Lodewijk de Boer. De cast bestaat uit zangers van
uiteenlopende pluimage, waaronder Jasperina de Jong als God/Adonaj, tenor Marcel Beekman
als Jona en Denise Jannah als schipper. En de muziek is, uiteraard, van Willem Breuker.
In het kielzog van zijn muzikale activiteiten zette Breuker in 1974 ook nog zijn
eigen platenlabel op, met de toepasselijke titel BVHaast. 'Dat is nogal uit de hand
gelopen,' vindt hij. 'De bedoeling was om samen met Leo Cuypers, met wie ik toen een
duo vormde, een paar eigen lp's uit te brengen. Nu brengen we tussen de tien en twintig
cd's per jaar uit, en moet ik elke maand tientallen gegadigden afwijzen.' De catalogus
van BVHaast weerspiegelt Breukers bezetenheid met 'altijd weer die vreselijke muziek',
zoals hij het zelf formuleert. Weliswaar ligt de nadruk op improviserende en nieuwe-muziek-ensembles,
maar het fonds herbergt niettemin een scala aan artiesten dat reikt van Loes Luca tot Theo
Olof. Een van de meest bijzondere projecten was de serie Acousmatrix, een reeks van
zes cd's met sleutelwerken uit het begintijdperk van de elektronische muziek, die in 1993
bekroond werd met een Edison. Als het aan Breuker ligt krijgt de serie binnenkort een vervolg.
Een van zijn andere wapenfeiten is de Klap op de Vuurpijl, een vijfdaags festival in de
laatste dagen van december dat zijn hoogtepunt vindt op Oudejaarsavond. Ook de 'Klap',
die dit jaar zijn 28ste aflevering beleeft, draagt onmiskenbaar Breukers signatuur:
elke avond biedt een prikkelende mix van muzikale stijlen, van allerlei rang en stand.
Wel heeft Breuker de laatste jaren steeds meer last van de ambtenaarlijke eisen van
de verschillende subsidiegevers: 'Ze willen ver van tevoren weten wat er gaat gebeuren,
maar dat valt bij zo'n opzet niet te zeggen, en bovendien wil ik ook de vrijheid hebben
om op het laatste moment andere keuzes te maken. En reken maar niet dat er ooit één
van die figuren komt luisteren.' Breuker heeft al evenmin een geen goed woord over voor de
multi-culti-betutteling van gewezen staatssecretaris Rick van der Ploeg, of voor het onder
diens bewind ingestelde productiefonds, dat podia dwingt tot samenwerken. Zo'n eis maakt
het organiseren van evenementen als de 'Klap' nodeloos moeilijk en leidt volgens hem alleen
maar tot nivellering: 'Wat hier in Nederland speelt is dat alle organisaties vol zitten
met mannetjes met een vaste baan, een middenkader dat jarenlang de dienst uitmaakt. Iedereen
moet altijd meepraten. In het buitenland doen ze dat beter. Daar stellen ze één
bepaald iemand aan, die dan voor drie of vier jaar de vrije hand krijgt. Als het niet goed
gaat, kan hij weer opstappen en komt er weer ruimte voor iets nieuws.'
Wat dat betreft kan de opzet van de Nederlandse Muziekdagen waarvoor elk
jaar een nieuwe programmeur wordt uitgenodigd rekenen op Breukers instemming. Maar
hij gaat het wel anders doen dan zijn voorgangers. 'Geen thema want daarmee sluit
je dingen uit. Ik heb in de eerste plaats stukken gekozen die het verdienen nog eens gehoord
te worden, zoals Variazoni per orchestra van Kees van Baaren, Anachronie I van
Louis Andriessen, of het Concerto Grosso für Jazz Orchester van Jaap Kool, een nu
vergeten Nederlandse componist die in de jaren twintig in Berlijn werkte en muziek schreef
die te maken had met die van Stravinsky, maar ook met die van Kurt Weill.'
Het oude vaderlandse repertoire wordt niet vergeten, met één van
Unico Wilhelm van Wassenaers Concerti Armonici en Peter van Anrooijs Piet Hein Rapsodie,
maar toch zullen de Nederlandse Muziekdagen 2003 vooral verrassend, grensverleggend en
multidisciplinair van karakter zijn. Zo heeft een aantal componisten nieuwe muziek
gecomponeerd bij oude films uit Nederlands Filmmuseum (waaronder één die
de heilzame werking van het roken van tabak aanprijst). Bovendien wordt het Utrechtse
Muziekcentrum wordt in al zijn uithoeken gebruikt tot en met de lift, waar
pianiste Tomoko Makaiyama eenpersoonsconcerten zal geven. Dat alles mondt op de
slotdag, 14 december, uit in een Culturele Zondag, die zich zal uitbreiden over de
gehele Utrechtse binnenstad.
© Frits van der Waa 2008