Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek
english version

Toelichting bij cd Etcetera KTC 1344, december 2007
Ook in het Engels, Frans en Duits.

Theo Verbey: Klarinetconcert, Pianoconcert en Fractal Symphony

In kunst, en in het bijzonder in muziek, is altijd sprake van een synthese tussen vooropgezette structuren en intuïtie. Als de structuur het lichaam is van de muziek, dan is de intuïtie de ziel. Het een kan niet zonder het ander. Muziek zonder orde is vormloos, muziek zonder fantasie is geestloos. Sinds we muziekcomputers hebben, hoeft dat laatste geen betoog meer. Met structuur en orde ligt het ingewikkelder, want die zijn niet altijd waarneembaar. De isoritmische patronen waarvan de Middeleeuwse componisten zich bedienden onttrekken zich dikwijls aan het oor, maar garanderen toch een eenheid. En hoewel in sommige strikt seriële muziek de verdeling van de noten soms tot bijna amorfe resultaten kan leiden is er altijd nog een principe dat de eenheid van dat resultaat garandeert.

Theo Verbey is zich vanaf het begin van zijn componistenloopbaan bewust geweest van die dichotomie. In zijn werk zijn de planmatige en vrij verzonnen elementen dan ook tamelijk scherp gescheiden. In zekere zin had Verbey die structurele damwanden hard nodig, om de mer à boire van zijn vele inspiratiebronnen een halt toe te roepen. Tegelijkertijd vormden deze damwanden op hun beurt een inspiratiebron. In de jaren vijftig en zestig en de jaren dat Verbey tot muzikale wasdom kwam, beheerste kritisch onderzoek van het systeemdenken immers nog de muziek. En ook al was dat officieel bijgezet in de theorieboekjes, het lag niettemin nog vers in het geheugen.

Verbey beproefde, verwierp en hield uiteindelijk een methode over om de tijd in te delen, die hij sinds 1985 gebruikt en die hij fractal-techniek doopte: in feite een voortzetting van de seriële constructiemethode waarbij ritmische proporties zowel de grote structuur als de ritmiek en muzikale zinsbouw regeren. 'Mijn door mezelf gekozen beperking voor slechts deze twee parameters', aldus de componist, 'heeft te maken met het feit dat muziek-genererende algoritmes alléén altijd primitieve resultaten hebben opgeleverd. Er is niet genoeg bekend over componeren en cognitie om deze algoritmes werkelijk succesvol te gebruiken.'

Die aandacht voor het cognitieve element bracht Verbey ertoe om ook de tonaliteit gaandeweg tot een steeds belangrijker ankerpunt in zijn werk te maken, al plukt hij tegelijkertijd de vruchten van de in de voorbije eeuw voltrokken 'emancipatie van de dissonant'. Hij heeft veel gemeen met de twaalf jaar oudere Amerikaanse componist John Adams, wiens muzikale stijl eveneens een ware smeltkroes van invloeden is. Beiden schrijven muziek die per compositie een andere kleur kan aannemen, terwijl tegelijkertijd toch het handschrift van de componist ten allen tijde herkenbaar blijft. Verbey en Adams horen tot de eksters van de muziekgeschiedenis, net als Bach, Stravinsky en Louis Andriessen, en hun – onuitgesproken – adagium luidt dan ook: beter goed gepikt dan slecht verzonnen.

Sedert 1985 heeft Verbey circa dertig werken gecomponeerd, voornamelijk in de categorieën orkest- en kamermuziek. Vocale werken zijn in zijn oeuvre veruit in de minderheid en beperken zich tot Whitman voor sopraan en orkest uit 1992 en de vier jaar later gecomponeerde Rilke-Lieder. Wel heeft hij orkestbewerkingen gemaakt van een aantal liederen van Ravel en Moesorgski. De drie op deze cd bijeengebrachte recente werken zijn de voornaamste opbrengst van 2004 en 2005, twee voor Verbey uitgesproken vruchtbare jaren.

De Fractal Symphony is gecomponeerd op verzoek van het Residentie Orkest naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van het gezelschap. Het werk beleefde zijn première op 28 januari 2005 onder aanvoering van Etienne Siebens in de Dr. Anton Philipszaal in Den Haag. De vijf delen verhouden zich in tijdsduur als 7:5:6:4:8, en volgens het fractal-principe keren deze proporties ook op microniveau terug. Verbey streeft in deze symfonie naar een evenwicht en elegantie zoals hij dat ook aantreft in de symfonieën van Haydn. Tevens ging hij te rade bij Bartóks Concert voor orkest en Berlioz' Symphonie fantastique, die eveneens een vijfdelige vorm hebben. Niettemin wekt de muziek van de Fractal Symphony geheel andere associaties; het snelle vierde deel roept The Planets van Holst, en zelfs even Rawhide in gedachten, en het centrale deel, met zijn om één toon gevlochten, pulserende slagwerkpartijen doet denken aan de klanken van een verwaaid gamelanorkest.

Symmetrie heerst alom: de tempi van het snelle tweede en vierde deel en het langzame eerste, derde en vijfde deel spiegelen elkaar, en ook binnen de delen zelf (met uitzondering van het derde) is steeds sprake van een structuur die halverwege op zijn schreden terugkeert. Het werk is bovendien zo ingedeeld dat in elk deel een van de instrumentale secties de hoofdrol heeft: achtereenvolgens de strijkers, de houtblazers, het slagwerk en het koper. In het vijfde deel, een wonderlijk bezonken coda, brengt Verbey een hommage aan zijn Franse collega's, door eerst Vallée des cloches, het vijfde deel uit Ravels Miroirs, te combineren met Viderunt omnes, de dertiende-eeuwse organum-compositie van Perotinus. In het hart van het deel klinkt het chanson Au travail suis van de renaissance-componist Barbingant.

Vergeleken met de overwegend tonale sferen van de Fractal Symphony is het Pianoconcert aanmerkelijk ruiger van klank. Het werk werd gecomponeerd op verzoek van Jan Zekveld, de artistiek leider van de ZaterdagMatinee, en werd voor het eerst uitgevoerd op 13 mei 2006 door het Radio Filharmonisch Orkest ander leiding van Jaap van Zweden. Soliste was Ellen Corver, met wie Verbey tijdens het componeren veel heeft overlegd en wier ideeën een belangrijke invloed op het uiteindelijke resultaat hebben gehad.

Opmerkelijk is de samenstelling van het orkest in het Pianoconcert. Omdat het werk bij de eerste uitvoering werd gecombineerd met Stravinsky's Sacre, greep Verbey de gelegenheid aan om in zijn stuk diezelfde bezetting te gebruiken, minus de strijkers. Dat zijn nog altijd tegen de veertig blazers, plus zes slagwerkers.

De vierdelige vorm is als altijd bij Verbey helder geordend: deel een en drie zijn dialogen tussen de piano en het orkest, deel twee en vier zijn toccata's, waarin de solist en orkest gelijkelijk deel hebben aan de rap voortvliedende nootjes. De akkoorden als zweepslagen waarmee het stuk opent zijn uitgesproken dissonant. Verbey refereert in zijn eigen toelichting aan Varèse, maar er komen ook typische Stravinsky-samenklanken en blazerscombinaties langs, en een tweestemmige passage voor de piano, halverwege het eerste deel, heeft veel weg van de jubelende melodiek in Steve Reichs Tehillim. De acrobatiek van het tweede deel is volgens de componist gemodelleerd naar de toccata's van Ravel, Debussy en Prokofjev, terwijl in het laatste deel Berio's iriserende samenklanken en trillers doorklinken. Het derde deel maakt gebruik van elementen uit Vers la flamme van Skrjabin, waarmee het de middelpuntvliedende harmonieën deelt.

Het Klarinetconcert, dat is ontstaan tussen de beide vorige werken, beleefde op 13 januari 2006 zijn première bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder Markus Stenz, met als solist Sjef Douwes, aan wie het werk ook opgedragen is. De lengte van de delen verhouden zich als 3:2:1, waarmee het gewicht vooral op de het eerste deel komt te liggen, dat bijna klassiek is van opzet, met zijn twee contrasterende gegevens, die in de uitbundig rondbuitelden klarinetpartij nader worden versierd en uitgewerkt.

Het tweede deel is gerelateerd aan de Japanse gagaku-muziek Etenraku. Verbey transponeert hier de klanken van de Japanse muziek naar die van de westerse instrumenten, maar geeft er met zijn vaardige orkestratiekunst een extra glans aan. De vorm is opnieuw symmetrisch, met een middengedeelte waarin het tot dan toe statische grondakkoord aan de wandel gaat. In het bondige derde deel neemt de harmonie juist het voortouw als stuwende kracht. Terwijl het orkest van het ene akkoordplateau naar het volgende overspringt, bot de solopartij uit in weelderige guirlandes met een tegendraadse swing. En ook hier keert de muziek, zij het bijna onverhoeds, terug naar haar vertrekpunt. De plattegronden van Verbeys muziek mogen dan weinig aan duidelijkheid te wensen overlaten, ze bieden niettemin dwarsdoorsteekjes die toch nog onverwachte nieuwe gezichtspunten leiden.


© Frits van der Waa 2008