Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Niet geplaatst artikel voor de Volkskrant, 28 februari 1986


Mausoleum klinkt als een klok

Concertgebouworkest: Szöllösy, Benjamin, Andriessen. Dirigent: Hans Vonk. Solisten: Louis Landuyt, Charles van Tassel. In: Concertgebouw, Amsterdam

Met zijn geregelde aanmaak van grote, geruchtmakende stukken is Louis Andriessen een componist die nooit lang van het toneel verdwijnt. Tussen die stukken zitten telkens een paar jaar, maar ook in die periodes blijft zijn muziek in de belangstelling. Het Concertgebouworkest heeft nu Mausoleum uit 1979/81 op het programma gezet, als vervanging voor de Zevende Symfonie van Hans Werner Henze, die door de musici niet gepruimd werd.
Het is de eerste keer sinds 1965 dat het orkest een werk van Andriessen uitvoert. Vorig jaar nog mislukten pogingen om zijn De Snelheid uit te voeren. Wel is zijn muziek een paar keer te horen geweest in de eigentijdse C-serie van het orkest, maar dan uitgevoerd door onder andere het Rotterdams Philharmonisch Orkest en Andriessens eigen ensemble Hoketus.
Na afloop van het concert bood uitgeverij Donemus de componist zijn nieuwe grammofoonplaat aan. Daarop staan Mausoleum en De Snelheid (1983), in de oorspronkelijke uitvoeringen van het Nederlands Blazers Ensemble in uitgebreide bezetting.
Mausoleum, dat vanavond herhaald wordt, maar dan gecombineerd met Mozarts Symfonie KV 338, is een eerbetoon aan de Russische anarchist Michail Bakoenin. Ondanks al het ontketende geweld is het stuk zelf allerminst anarchistisch. Een streng in de tijd geconstrueerd muzikaal proces, even rigide en kolossaal als de grafmonumenten waar de titel naar verwijst, maar gelukkig heel wat esthetischer. Twee baritons (Louis Landuyt en Charles van Tassel) boksen in een zeer Slavisch klinkende paarzang op tegen een groot ensemble, dat klinkt als een klok. Een grote batterij koperinstrumenten, veel metalen slagwerk en een cymbalom zijn bepalend voor de kleur. Dirigent Hans Vonk leidde de hemelbestormende klankmassa's met straffe had in de juiste banen, al bereikte hij niet de extreme precisie van Lucas Vis, die bij eerdere uitvoeringen als wandelende metronoom optrad.
Vonk slaakte onlangs in een interview met Muziek en Dans een kritische verzuchting over "Andriessens wat sjieke bezwaar tegen het klassieke symfonieorkest". Inderdaad brengen dergelijke ongebruikelijke bezettingen veel extra werk met zich mee. Maar dat betekent niet dat het voor een gevestigd orkest onmogelijk is zo'n stuk te spelen. Zo boert het New York Philharmonic komend voorjaar Andriessens De Staat uit.
Juist het afwijken van de norm verhief dit programma boven het doorsnee C-serie-concert. Het enige klassiek bezette orkestwerk, Trasfigurazioni van de Hongaar András Szöllösy, is onderhoudend, met zijn parmantig gestoten ritmes en zijn keurig geplooide klankgordijnen, maar eigenlijk niets bijzonders.
Verrassender was At first light van de 20-jarige Engelsman George Benjamin, in 1982 geschreven voor een ensemble van 17 musici. Dit stuk wordt morgenmiddag herhaald, geflankeerd door werken van Mozart en Ravel.
Dat Benjamin zijn inspiratie zoekt in het visuele was eerder deze maand al te horen in A mind of winter en Ringed by the flat horizon. Het model voor At first light was een doek van William Turner (1775-1851), de schilder van het vloeibare licht.
De nogal opdringerige klankuitbeeldingen uit Benjamins eerdere werk zijn hier naar het tweede plan verwezen. Een hele opluchting. At first light is een spirituele, rijpe compositie. Klankschoonheid speelt een grote rol, zoals je van een Messiaen-leerling kunt verwachten. Kleuren en effecten zijn gedurfd gehanteerd, in dikwijls heel dun uitgespaarde tooncombinaties, gecontrasteerd met raspende tuimelpartijen en erupties. Het is duidelijk dat Benjamin op weg is naar een grotere abstractie in het schilderen met geluid. Nu nog zonder voorbeeld.


© Frits van der Waa 2006