de Volkskrant van 15 januari 1988, Kunst, recensie
Een echt moeilijk pianostuk
Konrad Boehmer: In illo tempore, en Je vis - Je meurs. Uitgevoerd door Ellen van Lier, Lucia Arends,
Michael de Roo en Geoffrey Madge. Pläne 88552.
Hans-Joachim Hespos: Biomba, Z/dor, Tiff. Uitgevoerd door Malte Burba. Gerhard Stabier: drüber... Pläne 88553.
De Duitse muziekuitgeverij Edition V, opgezet als een initiatief van samenwerkende componisten, brengt
naast partituren en theoretische geschriften ook grammofoonplaten uit. De activiteiten beperken zich
niet tot het propageren van de eigen stal. Zo is op het eigen label Pläne een plaat gewijd aan
Konrad Boehmer, de Duitse Amsterdammer, die zich al twintig jaar binnen en buiten het Nederlandse
muziekbestel een eigen weg baant.
Boehmers muziek is in geen enkel opzicht door de in Nederland gangbare idiomen beïnvloed. Zowel zijn
pianocompositie In illo tempore als zijn liedercyclus Je vis - Je meurs op teksten van de
16de-eeuwse dichteres Louize Labé zijn geschreven in een zuiver atonale stijl, waarin echter een
tamelijk traditioneel getinte expressieve samenhang is nagestreefd.
Boehmer poogt in deze stukken heden en verleden met elkaar in harmonie te brengen. In illo
tempore, geschreven na het verzoek van Geoffrey Madge om een echt moeilijk pianostuk, moet de
uiteenlopende houdingen weerspiegelen die klavierspelers in de afgelopen eeuwen tegenover hun
instrument en hun muziek hebben aangenomen. En in Je vis - Je meurs heeft hij de tekstvoordracht
gemodelleerd volgens de affect-theorieën van omstreeks 1600.
De liederencyclus wordt mooi gezongen door Ellen van Lier, transparant begeleid door fluit en
slagwerk. Er zijn passages die de oren doen spitsen, de muziek is met smaak en overleg geschreven, maar
toch hangt er een zonderlinge grauwsluier over.
Dat geldt nog meer voor In illo tempore. Het stuk duurt meer dan een half uur, te lang voor
een plaatkant, en is daarom helaas in twee ongelijke stukken verdeeld. De veelheid van dubbeltrillers,
complexe dissonanten en abrupte wendingen is ondanks het hoogwaardige spel van Madge afmattend. En wat
is er toch met die opname? Het lijkt wel of iemand een stel duffelse jassen over mijn luidsprekers
heeft gehangen. Of zit er stof aan de naald?
Nee, het moet wel aan de plaat zelf liggen. Dat blijkt bij het afspelen van de tweede
Pläne-plaat, waarop het spel van Malte Burba, trompet, euphonium en alphoorn, is vastgelegd in een
superieure high-tech-opname. Burba is een speler van een onwaarschijnlijke virtuositeit. Dat zit
wel goed. Maar wat een hopeloze muziek, die drie stukken van Hans-Joachim Hespos, die voor deze opname
dooreengevlochten zijn. Niet uit te roeien zestiger-jarengekte, gesteun, geplop, en gekrijt doorspekken
de op zichzelf fascinerende koperflarden van Burba.
De andere kant is nog erger. Gerhard Stäblers drüber... stamt uit 1973 en is
geschreven voor acht "aktive Schreier", cello, synthesizer en tape. Het leeuwendeel van het stuk wordt
gevormd door een citaat uit een motet van Hans Leo Hassler, dat door een van de "aktive Schreier" in
steeds hogere transposities herhaald wordt, tot het uiteindelijk over de fysieke begrenzingen van de
stem heen gaat en tot "Schrei" verwordt. Meer nog dan de stukken van Hespos is dit typische
performance-muziek, die op de plaat niet tot haar recht komt. Aardig dat zoiets nu voor het
nageslacht is vastgelegd, maar zo'n plaat draai je eens en dan nooit weer.
© Frits van der Waa 2006