de Volkskrant van 8 maart 1988, Kunst, recensie
MAGISTRALE GOLDBERG-VARIATIES
Melodie vloeit uit de handen van Tipo
Goldberg-variaties van J.S. Bach, door Maria Tipo, in Diligentia, Den Haag. Herhaling: Vanavond,
Amsterdam.
Je hoort de muziek van Bach niet dikwijls meer op piano uitvoeren. Het is niet historisch verantwoord.
Bach schreef immers voor het orgel en het klavecimbel.
De magistrale uitvoering van Bachs Goldberg-variaties door de Italiaanse pianiste Maria Tipo
maakte zondag in het Haagse Diligentia korte metten met zulk purisme. Tipo's pleidooi voor Bach-op-piano
bevat geen wetenschappelijke, maar slechts muzikale argumenten. Naar haar overtuiging wortelt alles van
Bach in de vocale muziek, en voor het realiseren van die vocale aspecten, zoals frasering, melodische
lijn en ademhaling, is de piano nu eenmaal een geschikter instrument dan het klavecimbel.
Het is een steekhoudende theorie.
Maar voor de luisteraar is hij niet echt nodig. Het doorslaggevende argument is Tipo's interpretatie,
waarin stijlbesef en een eigenzinnige visie een fascinerende verbinding aangaan.
De Aria mit verschiedenen Veränderungen, zoals de officiële titel van de
Goldberg-variaties luidt, is een van de grote werken die Bach in de laatste tien jaar van zijn leven
componeerde. De muziek is onmiskenbaar gedacht voor een klavecimbel met twee manualen. Naast talloze
rappe versieringen bevat ze verscheidene passages waar linker- en rechterhand elkaar kruisen of in
hetzelfde register rondrazen. Een uitvoering op het enkelvoudige piano-toetsenbord brengt dan ook
aanzienlijke technische problemen met zich mee. Tipo neemt die barrière. schijnbaar moeiteloos.
Terwijl haar vingers soms in een onontwarbare kluwen rondkrioelen blijven de afzonderlijke draden in
het muzikaal weefwerk uitstekend waarneembaar.
Typerend voor Tipo's benadering is een vloeiende behandeling van de melodie. Negen van de dertig
variaties zijn canons, waarin het meerstemmig lijnenspel gestalte krijgt als beurtelings aanzwellende
en afnemende curven. Baslijnen die alleen een harmonisch fundament leveren, houdt Tipo gedempt, om ze
des te glorieuzer op te laten bloeien wanneer ze ook een melodische functie krijgen.
Het evenwicht dat Tipo in de melodiek aanbrengt, vindt zijn oorsprong in een beheersing van de
instrumentale kleur, waar een veelvuldig, maar uiterst bescheiden pedaalgebruik een belangrijk aandeel
in heeft, en in een strak ritmisch raamwerk, waarin slechts plaats is voor heel subtiele nuances en een
enkel rubato. Tussen de variaties onderling zijn de tempo-verschillen daarentegen aanzienlijk.
Tipo weet haar spel de transparantie van de klavecimbelklank mee te geven, maar geeft tegelijkertijd
de in Bachs muziek besloten pianistische mogelijkheden het volle pond. Ofschoon daarbij enkele al te
markant aangezette pieken een lichte schok teweeg kunnen brengen is er toch steeds sprake van een
scherpzinnige muzikale logica. Tipo haalt middenstemmen naar voren, zet een stevig forte en een
intiem piano tegenover elkaar, en brengt bovenal een luisterrijk, bijna orkestraal reliëf
aan in de vele flitsende passages.
Haar uitvoering bereikt een imponerend hoogtepunt, met niettemin een zweem van effectbejag, als uit
het doorklinkend slotakkoord van de laatste variatie de eerste noten van de reprise tevoorschijn komen.
De cirkel is rond, maar tussen vertrek en terugkeer is er, hoe onmeetbaar ook, iets veranderd. Niet
zozeer in de muziek als wel in het hoofd van de luisteraar.
© Frits van der Waa 2006