de Volkskrant van 11 juli 1988, Kunst, recensie
CONCOURS MOET HET ZONDER EERSTE-PRIJSWINNAAR STELLEN
Liedbegeleiders halen de 9,5 niet
Finale van het internationaal concours voor liedbegeleiders. In het Koninklijk Conservatorium,
Den Haag.
"Authentiek en geïnspireerd", "briljant en levendig", "sterk van expressie", "helder spel", "directe
benadering", en meer van zulke fraaie typeringen rolden uit de mond Ruud van der Meer, die zaterdag
als juryvoorzitter de uitslag van het Tweede Concours voor Liedbegeleiders bekend maakte.
Toch was al dat moois niet helemaal genoeg, want met een: "Sorry, dit jaar geen eerste prijs", bracht
Van der Meer zijn rede tot een abrupt einde. Geen van de zes finalisten had een gemiddelde waardering
van meer dan 9,5 op een schaal van 10 weten te scoren.
De Westduitse Nicole Winter en de Oostenrijker Karl Peter Kammerlander kwamen boven de 9, goed voor
een gedeelde tweede plaats, en een bedrag van drieduizend gulden ieder. De Brit David Cowan en de
Nederlander Jan Roelof Wolthuis eindigden een half streepje lager en kregen ex aequo een derde
prijs van tweeduizend gulden.
Lidwien Boumans en Annelies van Gerven, afgevallen in de halve finale, behaalden niettemin de prijs
voor het beste Nederlandse duo.
Voor de beide tweede-prijswinnaars bleek nog een extra pluim weggelegd. Kammerlander behaalde met
zijn vertolking van Badings' Qualvoll diese leise Weinen de prijs voor de beste vertolking van
een lied van een Nederlandse componist. En de kwaliteiten van Winter waren bij Frans van de Ven,
erevoorzitter van de vereniging "Vrienden van het Lied" dusdanig in de smaak gevallen dat hij haar
uitnodigde om als begeleidster op te treden bij het komende Vocalistenconcours in Den Bosch.
De finalisten brachten een door de jury samengestelde keus, aangevuld met een eigen voorkeur, uit
een door henzelf opgestelde repertoirelijst. Anders dan bij de halve finale konden ze nu steeds met hun
eigen vocalisten werken, en dat kwam bij de meesten het zelfvertrouwen aanzienlijk ten goede.
Nicole Winter betoonde zich, meer nog dan de andere finalisten, een veelzijdig en betrouwbaar
pianiste, die waar nodig het initiatief kan nemen, maar zich ook dienstbaar weet op te stellen. Ondanks
de ietwat beperkte expressie van haar vaste zanger, Pierre Mak, een bariton van het tragische,
doorleefde type, kwam het duo tot overtuigende vertolkingen, met name van Brahms' Unbewegte laue Luft
en Desire for hermitage van Samuel Barber.
Karl Peter Kammerlander is een begeleider van een heel ander type. Als "oproepkracht" bij een
concours zou hij waarschijnlijk niet erg goed functioneren. Daarvoor heeft hij te veel persoonlijkheid.
Hij heeft weerwerk nodig van een zanger die even stevig in de schoenen staat als hijzelf. Aan die
voorwaarde voldoet sopraan Yuko Yagishita ten volle. De twee vormen een sterk koppel, extravert en
aanwezig, of het nu gaat om de onbevangenheid van Debussy of om de zwartgallige wanhoopssferen van
Hugo Wolf.
Derde-prijswinnaar David Cowan is, blijkens zijn repertoirekeus, een specialist in ingetogen, ietwat
lyrische liederen. Met zijn licht en makkelijk touché maakte hij vooral Suleika II van
Schubert en Clair de lune van Diepenbrock tot sprankelende tractaties voor het oor. Maar voor
Strauss' Ophelia-liederen mist hij de brutaliteit.
Als een begeleider op zichzelf wordt teruggeworpen, omdat de zanger zijn zegje gedaan heeft, kunnen
er onthullende dingen gebeuren. Zowel de Nederlander Wolthuis (derde prijs) als de Engelse Charlotte
Tomlinson (geen prijs) hadden moeite met de afhandeling van sommige slotpassages. Wolthuis toonde
affiniteit met de aan het aardoppervlak ontstegen muziek van Ives en Webern, maar de sjeu van Mahler en
de bonhomie van Poulenc kwamen te lijzig onder zijn vingers vandaan.
Dan was de stoutmoedige behandeling die Tomlinsons landgenoot Andrew West aan Rachmaninof en Tippett
gaf overtuigender. Dat West beneden de prijzengrens belandde is waarschijnlijk te wijten aan zijn soms
hoekige vormgeving van de melodie en enkele licht rafelende vulstemmen.
Al heeft het concours geen eerste-prijswinnaar opgeleverd, en al was de kwaliteit van het gebodene
mede afhankelijk van het buiten beschouwing gebleven niveau van de zangers, toch is het een prikkelend
evenement. Niet alleen omdat het de aandacht vestigt op de schaduw-figuur van de begeleider, maar
vooral ook omdat het de luisteraar een kostelijke en dikwijls verrassende bloemlezing uit de schatrijke
liederenliteratuur biedt, gevarieerder dan welk solo-recital dan ook. Dat alleen al is reden genoeg om
met belangstelling uit te zien naar het Derde liedbegeleidersconcours, dat plaatsvindt in 1990,
koffiebranders, bankiers en andere sponsors dienende.
© Frits van der Waa 2006