de Volkskrant van 14 november 1988, Kunst, recensie
Dirigent Norrington kan niet wat Frans Brüggen kan
Orkest Achttiende Eeuw onzeker
VARA-Matinee: Mozart en Schubert door het Orkest van de Achttiende Eeuw onder leiding van Roger
Norrington. Concertgebouw Amsterdam. Vanavond Radio 4, 20.30.
Telemann, Mendelssohn, Hindemith en Tsjaikovsky door het Solistenensemble van Moskou onder leiding van
Joeri Basjmet. Concertgebouw Amsterdam.
Voor elk ensemble, of het nu gaat om een amateurkoor of een symfonie-orkest, is het zinvol om van tijd
tot tijd onder een andere dan de vaste dirigent te werken. Dat kan nieuwe creatieve impulsen geven en
vastgeroeste maniertjes uit de weg ruimen.
Het Orkest van de Achttiende Eeuw, sinds de oprichting in 1981 uitsluitend geleid door Frans
Brüggen, heeft nu de baton in handen gelegd van de Engelse dirigent Roger Norrington, een
expert op het gebied van de historische uitvoeringspraktijk.
Het orkest zal ongetwijfeld veel hebben opgestoken van de samenwerking met Norrington. Maar het
heilzaam effect deelde zich zaterdag bij de VARA-Matinee niet mee aan het Concertgebouw-publiek. De
uitvoeringen die de Achttiende-eeuwers gaven van de Linzer symfonie van Mozart en Schuberts
Negende waren niet van het niveau dat het orkest zo befaamd heeft gemaakt.
Jachtig
Norrington wil markante accenten en spankracht, en die krijgt hij, maar het gaat dikwijls ten koste
van het evenwicht in het orkest. Zijn interpretaties lieten een impressie na van jachtigheid, van
rommeligheid zelfs. Met dat al werd er bekwaam en met inzet gemusiceerd, en kwam in de slotdelen van
beide symfonieën alles weer min of meer op zijn pootjes terecht. Maar dat kon niet verdoezelen dat
de fijngesneden lijnen van Mozarts Linzer symfonie vaak niet spits genoeg naar voren kwamen, en
dat vooral de eerste twee delen van Schuberts "grote" symfonie in C te lijden hadden onder onvaste
tempi, onzuiverheden en al te explosieve uitschieters in de blazers.
Er klonken iets te veel van die pieperige, flakkerige loopjes en dat "tegen de toon aan" spelen waar
de gevestigde muziekpraktijk bezwaar tegen maakt als het gaat om het gebruik van "authentieke"
instrumenten. De prestaties van het Orkest van de Achttiende Eeuw hebben die bezwaren altijd afdoende
ontzenuwd. Dat dat nu, voor het eerst, niet gelukt is, is gewoonweg jammer.
Wel wierp het concert een nieuw licht op de "symbiose" tussen het orkest en dirigent Frans
Brüggen. Brüggen lijkt bij uitvoeringen weinig meer te doen dan orde houden in een ensemble
dat zijn eigen gang gaat. Maar dat is schijn, zo blijkt nu. Hij weet blijkbaar een veel grotere rust en
intensiteit af te dwingen dan zijn weinig flamboyante directiestijl doet vermoeden.
Oude stempel
Eenzelfde bijna onnaspeurlijke muzikale verstandhouding bezielde het Solistenensemble van Moskou dat
slechts enkele uren later aantrad op hetzelfde podium. Het ensemble benadert barokmuziek daarentegen op
een manier die verre van historisch verantwoord is.
Want in Rusland is de muziekpraktijk nog van de oude stempel. Wat niet wegneemt dat de eenentwintig
strijkers, aangevoerd door altviolist Joeri Basjmet, meer dan voortreffelijke musici zijn.
Het Concert in G van Telemann klonk, omgoten met een laagje fondant, en met een teder smachtende
solopartij van Basjmet, als een superieur uitgevoerde cultuurvervalsing. Een uitvoering die zelfs de
meest preutse oren zinnelijk gestreeld moet hebben, maar die wel met een korreltje zout genomen moet
worden.
Dat lag anders bij de interpretaties van Hindemiths Trauermusik, een jeugd-symfonie van
Mendelssohn, en de Serenade in C van Tsjaikovsky.
Scherpe randjes
Bij het Solistenensemble reikt alle muziek tot in de hemel. De geparfumeerde, gecultiveerde
strijkersklank is onwaarschijnlijk van homogeniteit, en de dynamische schakeringen zijn tot het
uiterste verfijnd. Passie wordt getoonzet in een doorbloed, maar niet verstikkend vibrato, sereniteit
daarentegen omgeven met een aura van ijle, haarzuiver geïntoneerde harmonieën.
De repertoirekeus van het Russische gezelschap lijkt erop gebaseerd alle troeven van verlokking en
betovering zo voordelig mogelijk uit te spelen. Tsjaikovsky's Serenade is in dat opzicht een
dankbaar slotstuk. Maar met de toegift, een demonisch Scherzo van Sjostakowitsj, liet het
ensemble horen dat het zich terdege bewust is van het bestaan van muziek met scherpe randjes.
© Frits van der Waa 2006