de Volkskrant van 10 november 1989, Kunst, recensie
Nieuw koor Bachvereniging heeft potentie
Schütz en Scarlatti door Cappella Figuralis o.l.v. Jos van Veldhoven. Waalse Kerk, Amsterdam.
Nog niet zo lang geleden was koorzang in Nederland een zaak voor amateurs en waren de professionele
koren bezet met vocalisten die niet in eerste instantie koorzangers waren, maar solisten. De kloof
tussen prima donna en huisvrouwenkoor is nu opgevuld door verscheidene ensembles, waaraan de
Nederlandse Bachvereniging nu de Cappella Figuralis heeft toegevoegd, een professioneel, vier- tot
zestienkoppig ensemble waarvan elk der zangers zowel solo- als koorpartijen voor zijn of haar rekening
neemt. Dat is een werkwijze die je natuurlijk niet op een Verdi-requiem moet toepassen, maar die in de
dikwijls kleinschalig bezette geestelijke muziek van het barok-tijdperk, waar het gezelschap zich op
richt, heel gebruikelijk was.
Bij zijn oprichtingsconcert trad de Cappella Figuralis woensdag aan met twaalf zangers, een
continuo-groep en twee van de schitterendste, maar zeker niet de eenvoudigste stukken uit het
barok-tijdperk: de Musikalische Exequien uit 1635 van Heinrich Schütz, en het Stabat
Mater dat ruim driekwart eeuw later werd gecomponeerd door Domenico Scarlatti. Vooral dit Stabat
Mater, met zijn wervelende en dikwijls vlammende verstrengeling van lijnen en harmonieën, is zeer
gebaat bij de transparante, uitgebalanceerde koorklank van zo'n kleine groep.
De Cappella Figuralis lijkt zowel in haar bezetting als in haar vertolkingen veel op het "grote"
koor van de Bachvereniging. Ze wordt eveneens geleid door Jos van Veldhoven, wiens interpretaties,
hoewel ze dat prikkelende zweempje eigenzinnigheid ontberen, altijd stijlvol en verzorgd zijn.
Die instelling dienstbaarheid aan de muziek, ensemblegeest, en daardoor een zekere
bescheidenheid kenmerkt ook de prestaties van de twaalf vocalisten, die elkaar in de
Musikalische Exequien in verschillende combinaties afwisselden op het muzikale voor- en
achtertoneel. In het veeleisende Stabat Mater bleek, meer dan in het ingetogen werk van
Schütz, dat er op de individuele kwaliteiten hier en daar wat af te dingen valt: de eerste sopraan
was daar te dominant, de tenoren en de contratenoren, die twee van de drie altpartijen bezetten,
opereerden soms hoorbaar op de grens van hun mogelijkheden, en de intonatie was niet altijd even
rotsvast en stralend. Desondanks was het, vooral als je bedenkt dat het om een debuut gaat, een
imponerende prestatie, die hoorbaar maakte dat de Cappella Figuralis genoeg talent en fraaie stemmen
in huis heeft om, muzikaal gesproken, nog flink te groeien.
Bij gebleken belangstelling volgen komend seizoen concerten met Nederlandse muziek uit de Gouden
Eeuw, met cantates van Kuhnau, met Engelse koorwerken, en uiteraard alle motetten van
J.S. Bach.
© Frits van der Waa 2006