de Volkskrant van 20 januari 1990, Kunst, recensie
Scherpe Sjostakowitsj van Studentenorkest
Woof, Schumann en Sjostakowitsj, door het Nederlands Studenten Orkest en Frank van de Laar o.l.v.
Roelof van Driesten. Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht. Voorts t/m 23/1 in Groningen, Rotterdam,
Nijmegen en Amsterdam.
De ingrijpendste muzikale omwenteling van de jaren tachtig, of sterker, misschien van de eeuw, is de
opmars van het oeuvre van Dmitri Sjostakowitsj. Een zegetocht naar het hart van het IJzeren Repertoire,
zij het een postume, want om als componist succes te hebben moet je eerst het tijdelijke met het
eeuwige verwisseld hebben. Een feit is dat je zowat struikelt over de Sjostakowitsj-uitvoeringen.
De Vijfde Symfonie was altijd van Beethoven. Anno 1990 is hij van Sjostakowitsj. Bij vier orkesten
staat het stuk dit seizoen op de lessenaars. Vorige maand bij het Rotterdams Philharmonisch, in april
bij het Radio Symfonie Orkest en Forum Filharmonisch, en deze week bij het Nederlands Studenten Orkest.
Het NSO heeft traditiegetrouw kwaliteit, hoewel het jaarlijks opnieuw geformeerd wordt. De nieuwste
jaargang overtrof de verwachtingen. Het gezelschap dat woensdag in Utrecht aantrad onder Roelof van
Driesten bestaat uit vijfenzestig "echte" amateurs, vijfentwintig conservatoriumstudenten en
verscheidene pluche mascotte-beesten, maar steekt menig beroepsorkest naar de kroon. Een indrukwekkende
vertolking van De Vijfde Symfonie leverde daarvan het ultieme bewijs. Tevoren had het orkest al in
Canzone van Barbara Woof en het Pianoconcert van Schumann vlekkeloos en genuanceerd
ensemblespel ten beste gegeven.
Woofs Canzone, gecomponeerd in opdracht van het NSO, is een knap geconstrueerd en goedklinkend
muziekstuk, met rustige, maar voortdurende wrijvingen tussen dissonante samenklanken en welluidende
melodische segmenten, die genuanceerd, dikwijls haast solistisch over het orkest zijn uitgespreid. Maar
de atmosfeer is erg berustend, en de gekozen vorm in feite een dalende spanningsboog, die aan
het slot wegebt in een lange, steeds trager wordende strijkerspassage maakt dat het stuk opeens
voorbij is, juist als je denkt dat het menens gaat worden.
De 25-jarige Frank van de Laar liet een sprankelende solopartij horen in Schumanns Pianoconcert,
terwijl het orkest subtiel weerwerk leverdé. Vooral in het derde deel, met zijn grillige, veranderlijke
tempi, was de samenwerking heel soepel.
Pas in Sjostakowitsj' Vijfde, een stuk dat met het mes op tafel gespeeld dient te worden, kwamen de
kwaliteiten van het orkest werkelijk naar voren: de doorgaans haarscherpe intonatie van de
strijkerssecties, die hun eendracht zelfs in de venijnige pizzicati van het Scherzo niet
verloren; de prachtig gewelfde dynamische curven bij de houtblazers; en het glorieus, maar nauwelijks
dominant geschetter van het koper.
Sjostakowitsj componeerde zijn Vijfde Symfenie in 1937. Het was zijn eerste grote orkestwerk nadat
hij twee jaar tevoren onverwacht van hogerhand door de mangel was gehaald, en het bezorgde hem een
rehabilitatie. Maar het is dubbelzinnige muziek met furieuze, verbitterde ondertonen die verraden dat
de componist in feite geen duimbreed heeft toegegeven. Zelfs de blatant optimistische fanfare op de
laatste pagina's krijgt door de ondergrond van mokerende pauken iets sinisters.
Van Driesten hield de ontzaglijke krachten die in het stuk ontketend worden even goed in zijn greep
als de dunne, doch strakgespannen spinragdraden die de massamomenten met elkaar verbinden. Weliswaar
had het Largo iets weidser gekund, en werd in de Finale, met zijn bezeten thema dat van
toonaard naar toonaard wipt, hoorbaar dat het uithoudingsvermogen en het technisch kunnen van het
orkest niet onbegrensd zijn. Maar al werd de grens bereikt, overschreden werd ze niet.
© Frits van der Waa 2006