Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 21 april 1990, Kunst, recensie

Aanzienlijke graad van abstractie in nieuwe composities

Fabeldieren Verbey goed in het vel

Sciarrino, Escher, Janacek, Ligeti en Verbey door het Beaufort Blaaskwintet m.m.v. Justine Gerretsen en Romke Jan Wijmenga. Concertgebouw, Amsterdam.
Manneke, Zuidam, Verbey en De Vries, door het Delta Ensemble o.l.v. Janna Hymes. Korzo Theater, Den Haag. Herhaling: Maastricht (22/4), Nijmegen (27/4), Amsterdam (28/4).

Rob Zuidam noemde zijn nieuwe stuk Dynamiek van een hond aan de lijn, naar een schilderij van de futuristische schilder Giacomo Balla. Klaas de Vries baseerde zijn Diafonia, la creación op een oud Indiaans scheppingsverhaal. En Theo Verbey verwijst met zijn twee meest recente composities, De Simorq en De Peryton, naar het Boek der denkbeeldige wezens van Jorge Luis Borges.

Componisten kijken gelukkig wel eens wat verder dan hun notenbalk lang is. Toch zijn de vier genoemde composities, die deze week hun eerste uitvoering beleefden, stukken met een aanzienlijke graad van abstractie. De muziek levert geen illustratie bij de titel, maar de titel – en wat daarachter zit – illustreert de gedachten en belangstelling van de componist.

Het duidelijkst is dat bij Verbey, met zijn dertig jaar een van de talentvolste jonge Nederlandse componisten. Het ligt voor de hand om de Borgesiaanse belangstelling voor werelden-in-werelden, waarin het Al het Ene weerspiegelt en vice versa, (en die zelfs in de korte beschrijvingen van zijn fabeldieren-encyclopedie regelmatig te bespeuren is) in verband te brengen met de op de fractal-theorie gebaseerde tijdsverhoudingen die Verbey in zijn werk hanteert. Een fractal is een structuur waarin de vorm van het geheel zich herhaalt in elk van de samenstellende delen, vervolgens in de delen van die delen, in de delen van de delen van die delen, en zo verder – theoretisch althans – tot in het oneindig microscopische.

Van die theorie hoeft de luisteraar geen weet te hebben om geboeid te raken door Verbeys levende en organische muziek. Daarin duidt alleen het veelvuldig optreden van korte, als in een metrisch rasterwerk verspringende nootjes op zijn mozaïek-achtige werkwijze, die in eerder werk tot soms hermetische resultaten heeft geleid.

Het blazersseptet De Peryton, geflankeerd door een viertal uiteenlopende twintigste-eeuwse blaascomposities, werd in de New Vintage-serie van De Suite uitgevoerd door het uitgebreide Beaufort Blaaskwintet. Het ensemble liet solide samenspel, maar niet altijd even bevlogen interpretaties horen. De Peryton kwam er in elk geval gaaf uit. Het is een stuk van ongeveer een kwartier dat voortreffelijk in zijn jas zit en zo lekker klinkt dat het hier en daar zelfs op het on-moderne af is. Vooral de inleiding, een lange cantilene voor fluit-solo over gonzende, liggende bastonen, heeft iets voor-oorlogs, het is net geen Willem Pijper. En in de flitsende texturen die zich daarna ontvouwen duikt, weliswaar versluierd in trillers en jazz-achtige boventoon-samenklanken, een harmonisch pendelwerk op dat zinspeelt op schema's uit de barokmuziek. Toch sluit dat volkomen natuurlijk aan bij de minder vertrouwde, met pulsen doorschoten, maar steeds gloedvolle, samenklanken en de effectieve instrumentatie.

De Simorq voor dertien instrumenten, onderdeel van een Nederlands programma van het Delta Ensemble, is iets weerbarstiger, waarbij wellicht ook de nog niet geheel probleemloze uitvoering een rol speelde. Meer dan bij De Peryton ligt de nadruk op contrasten tussen rust en beweging, en op een structuur van verschillende instrumentale lagen. Terwijl de strijkers vrijwel steeds korte, snel wisselende akkoordblokken neerzetten geven melodische frases bij de blazers het geheel richting en samenhang. In een traag tussendeel komt ook dé harmonie tot rust in behaaglijke kwinten, maar al snel begint een geleidelijke evolutie die tenslotte leidt tot een hoogtepunt waarin een "melodie-lijn" in nerveuze morse-signalen over het ensemble verspreid ligt, gevolgd door een snel uiteenvallen in de korte, gebeten motieven van het begin.

In Rob Zuidams Dynamiek van een hond aan de lijn voor acht spelers worden de partijen van de cello en de bas elektrisch versterkt, waardoor het stuk een opvallende, maar bij deze uitvoering erg troebele onderlaag krijgt. Dynamiek is een prikkelend stuk, met zijn eigenaardige Latijns-Amerikaans huppende blazersriedels, de hoofdtonen waaraan piano en slagwerk wazige akkoordsluiers hangen, en zijn voortdurende strijd tussen de tegenpolen variatie en motorische herhaling. Het enige bezwaar is de tamelijk lukrake opeenvolging van de verschillende secties.

Het Delta Ensemble speelde twee jaar geleden al een deel van Klaas de Vries' Diafonia, la creación. Het stuk beleefde nu zijn eerste volledige uitvoering. Twee sopranen (Reina Boelens en Gerrie de Vries) trekken lange quasi-parallelle lijnen, die sterk afsteken tegen de gestoten, houtachtige klanken uit het ensemble. Weliswaar heeft De Vries hoorbaar (zowel in akkoordkeus als in behandeling van het ritme) leergeld betaald aan Stravinsky, maar zijn idioom is toch allerminst dat van een epigoon. Het stuk heeft veel spanning door zijn afgewogen gedoseerde impulsiviteit: nu eens verdichten de akkóorden zich tot structuren waarin zich canon-achtige schaduwwerkingen voordoen, dan weer komen ze los van elkaar te staan in onregelmatige, abrupte ritmes. Waar de tekst rept van "mysterie" zijn er opvallende rustpunten, met liggende, schrijnend-transparante akkoorden. Door het halverwege oprakelen van eerder gepresenteerd materiaal en het verrassende verbond tussen stemmen en instrumenten aan het slot heeft Diafonia een heldere vorm die niet alleen verstandelijk maar ook intuïtief begrepen kan worden.

Het Delta Ensemble, dat in de overige composities niet altijd even glorieus uit de verf kwam, beloonde althans De Vries' lange poetsen en schaven met een uitstekende uitvoering.


© Frits van der Waa 2006