de Volkskrant van 14 februari 1992, Kunst, recensie
Brüggen dicht bij Bachs waarheid in Johannes Passion
Vanzelfsprekende lenigheid
Johannes Passie van J.S. Bach, door het Orkest van de Achttiende Eeuw, het Nerlands Kamerkoor en
solisten o.l.v. Frans Brüggen. De Doelen, Rotterdam. Herhaling: Utrecht (15/2) en Amsterdam (16/2).
We gaan luisteren naar Hans-Peter Blochwitz als de evangelist in Bachs Johannes Passion. Die
Blochwitz heeft heeft maar druk. Maandag was hij nog live op de BBC-televisie als Ottavio in
Don Giovanni, en nu is hij dan op toernee met Frans Brüggen en het Orkest van de
Achttiende Eeuw.
Daar komt hij: Jesus ging mit seinen Jüngern... Vreemd, hij zingt wel heel anders,
opeens. Veel helderder. En wat heeft hij met zijn haar gedaan?
Tweeduizend mensen verkeren in de waan dat ze naar Blochwitz zitten te luisteren, want zo staat het
in het Doelen-programma, maar het is, zo blijkt, de Nederlandse tenor Nico van der Meel die daar zo
zuiver en welsprekend de lijdensgeschiedenis aan elkaar zingt en dat de afgelopen weken ook
al in Italië, Portugal en Frankrijk deed.
Wat zou het, de hoofdzaak is dat er mooie muziek gemaakt wordt. Goed, op gezette tijden raast er
een stormwind van omgeslagen tekstblaadjes door de zaal, en dat juist op de meest kwetsbare plekken:
Und neigte das Haupt und verschied (frrt, frt, frt). Toch deert ook dat nauwelijks, al ga je
je wel afvragen hoe dat moet met die live opgenomen cd. Misschien door in Utrecht en Amsterdam
boekjes met andere ritselpunten te verstrekken.
Die tekstpaperassen zijn trouwens amper nodig bij de transparante en woord voor woord verstaanbare
lezing die de diverse solisten en het Nederlands Kamerkoor van Bachs notentekst geven. De Bach van
Brüggen is een componist die bij het schrijven van zijn muziek de tekst geen ogenblik uit zijn
gedachten verliest. En zoals gewoonlijk is Brüggen dichter bij de waarheid dan de meeste anderen,
of wekt die indruk.
Het resultaat is een Johannes met een betrekkelijk hoog tempo en een ingehouden, vloeiend
klankbeeld, waarin het raamwerk van de maatstrepen zich nergens opdringt aan het oor, waarin de
taalmelodie (of: de melodische taal) een vanzelfsprekende lenigheid krijgt, en waarin het orkest
fungeert als een decor van milde, maar nergens door elkaar lopende tinten.
Toch is de accuraatheid enorm. Dat valt vooral op in de bijdragen van het Kamerkoor, dat het
Wohin? Wohin? van de bas-aria Eilt, ihr angefocht'nen Seelen spatgelijk, maar zonder
knallen inprikt.
Naast Van der Meel is het vooral de IJslandse bas Kristinn Sigmundsson die zijn bescheiden
Christus-noten subliem weet te nuanceren. Tenor Christoph Prégardien, bas Peter Kooy en alt
James Bowman (die in de twee komende concerten weer plaats maakt voor Michael Chance) staan borg voor
fraai verzorgde aria's. Sopraan Annegeer Stumphius heeft een stem als een zonnestraal, helaas
gefilterd door het soort vibrato dat het onderscheid tussen gewone noten en trillers nagenoeg opheft.
Eigenlijk is de Doelenzaal te groot voor zo'n haast kamermuzikale uitvoering. De iele lijnen van
de beide viole d'amore halen de achterkant van de zaal ternauwernood. De baslijnen worden er
wat troebel. De dramatische ontladingen vonken, maar bliksemen niet. Aan de grote contouren en vooral
aan de sfeer van onthechting waaruit Brüggen de muziek laat opdoemen en tenslotte weer verdwijnen
doet dat niets af.
Intussen is het ook een tikje desoriënterend, zo'n Bach-passie in februari. Over twee maanden, als
het echt Paastijd is, mogen we opnieuw naar de Johannes gaan luisteren, uitgevoerd door het
Concertgebouworkest en een andere ploeg zangers, maar met dezelfde ruggegraat, Nico van der Meel
als evangelist. En met dezelfde dirigent, Frans Brüggen, als zenuwcentrum.
© Frits van der Waa 2006