de Volkskrant van 26 februari 1992, Kunst, recensie
Schönbergs Serenade kan ook lichtvoetig sprankelen
Gerhard, Guerrero en Schönberg, door het Nieuw Ensemble. Vredenburg, Utrecht.
Arnold Schönberg was niet alleen de componist die de muzikale grammatica op zijn kop zette,
maar evengoed de muzikant die met een raar hoedje op meespeelde in een Schrammelkwartet. Dergelijke
ensembles, bestaand uit twee violen, gitaar en accordeon, voorzagen Wenen van muzikaal vertier.
Dat aspect van Schönbergs Serenade opus 24 hebben Ed Spanjaard en zijn Nieuw Ensemble
niet uit het oog verloren. Schönbergs Serenade was het huzarenstuk van een programma
waarmee het Nieuw Ensemble enkele weken langs de podia heeft gereisd, als een van de
stervertegenwoordigers van de Nederlandse ensemblecultuur.
Het is een ervaring apart een uitvoering van zo'n sleutelwerk te horen in haar meest geacheveerde,
"ingespeelde" gedaante. Spanjaards visie op het stuk wijkt af van wat Reinbert de Leeuw
en het Schönberg Ensemble ruim tien jaar geleden lieten horen, in een gezaghebbende uitvoering
die door Telefunken op de plaat werd gezet, en die zo veel indruk maakte dat het stuk bijna een
eigendom van het Schönberg Ensemble werd. In het Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht bracht
het Nieuw Ensemble Spanjaards visie dit weekend perfect en vederlicht tot uitdrukking·
De Serenade, gecomponeerd tussen 1921 en 1923, is van muziekhistorisch belang omdat
Schönberg hierin voor het eerst principes hanteerde waaruit hij niet lang daarna zijn
twaalftoontechniek zou ontwikkelen. Maar bovenal is het een een fascinerend meesterwerk, met een
complexe structuur, maar toch flitsend en heel doorschijnend. Dat komt mede door de ongebruikelijke
bezetting, met een mandoline, een gitaar, twee klarinetten en strijktrio.
Tokkelinstrumenten zijn een wezenlijk onderdeel van de bezetting van het Nieuw Ensemble. Dat het
gezelschap de Serenade op het repertoire nam het moest er een keer van komen.
De inmiddels wat bejaarde plaatopname getuigt hoe het Schönberg Ensemble de Serenade
destijds speelde: met grote zorgvuldigheid, en met een heftige, op de spits gedreven expressie,
waardoor het stuk een ondertoon van verbetenheid kreeg. Bij het Nieuw Ensemble, dat zeker niet minder
zorgvuldig omgaat met de partituur, krijgt het stuk een haast Mozartiaanse lichtvoetigheid. Een
zonnig, sprankelend karakter. Het verschil is zuiver een kwestie van nuances, van psychologie
misschien. Benadruk je Schönbergs expressionisme, en zijn creatieve worsteling, of juist zijn
enorme flair en fijnzinnigheid? Ed Spanjaard deed het laatste, en dat had vanzelfsprekend ook weer
zijn prijs. Want bij hem ontbrak het lugubere, het spookachtige dat het Schönberg Ensemble in
enkele van de zeven delen oproept.
Het laatste woord over Schönberg is nog niet gesproken. Wat dat betreft is het goed dat de
activiteiten van de nieuwe-muziekensembles elkaar hier en daar overlappen. Bovendien is het doel dat
ook het Schönberg Ensemble van meet af aan heeft nagestreefd weer een stap dichterbij gekomen:
Schönberg en de zijnen uit de marge halen. Het Nieuw Ensemble heeft daar een handje aan
meegeholpen, door in vloeiende stijl duidelijk te maken dat naar Schönberg verschillende wegen
leiden zoals het geval is bij alle grote componisten.
In het voorprogramma speelde het Nieuw Ensemble twee werken van de Spaanse componist Roberto
Gerhard, een Schönberg-leerling die splinterige, maar toch wel opwindende muziek schreef, en
een nieuw werk van Gerhards landgenoot Francisco Guerrero. Diens Delta Cephei toont veel
verwantschap met de muziek van Iannis Xenakis. Drie strijkers en twee klarinetten omcirkelen elkaar
met snijdende, dicht opeengepakte kwarttonen, glissandi en multiphonics. Knap gedaan.
© Frits van der Waa 2006