de Volkskrant van 20 maart 1992, Kunst & Cultuur, interview
Componist Theo Verbey knoopt in 'Triade' een gesprek aan met Mozart
Laveren in nauw vaarwater
"Ik probeer muziek te componeren die bijna tot het verzadigingspunt beïnvloed is", zegt Theo Verbey
(32). wiens jongste compositie Triade zaterdag tijdens de VARA-Matinee in Amsterdam in
première gaat. Verbey baseert dit stuk onder meer op Mozarts Praagse symfonie, waarin
hij een dilemma van de eigentijdse muziek herkent: het vervagen van het onderscheid tussen melodie
en begeleiding. Over Kandinsky, fractals en spreektaal: "Je moet gewoon componeren, dat is
eigenlijk waar het om gaat."
Theo Verbey wil niet graag in een hokje gezet worden. Componist, ja, dat moet dan maar. Hoewel:
"Het idee dat je in de eerste plaats musicus moet zijn om componist te zijn is iets dat bij veel
mensen helemaal niet leeft."
Maar componist van tonale muziek, dat hokje is toch echt te nauw. "Tonaal en atonaal zijn zulke
versleten woorden", vindt hij. "Het zijn helemaal geen afgebakende gebieden. Veel mensen zijn het er
over eens dat je muziek eigenlijk op een tonale manier hoort. De reflex die je bij het luisteren hebt
is in wezen tonaal: altijd steun- en zwaartepunten zoeken. Maar dat impliceert niet dat je dus altijd
tonale muziek zou moeten schrijven."
Wel streeft hij naar herkenbaarheid: "Als je kunstmuziek schrijft heb je toch te maken met de
individualiteit van het stuk dat je hoort. De 39ste Symfonie van Mozart is geen 40ste. Het contrast
tussen de Vierde en Vijfde van Beethoven is ongelooflijk groot, bijna een stilistisch contrast. Maar
die neiging om elk stuk zijn eigen individuele waarde te geven wordt bij componisten als John Cage
en Morton Feldman zo onderdrukt."
Het is ruwweg een kwart eeuw geleden dat Verbey, nu 32 jaar, zijn eerste noten op papier zette.
Wanneer het menens werd weet hij niet meer. Zijn officiële componistenloopbaan die hij
combineert wet zijn werk als theoriedocent aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag begon
in 1985. Zijn werk, tot op heden louter instrumentale composities, is uitgevoerd door gezelschappen
als het ASKO Ensemble, het Nieuw Ensemble, en het Residentie Orkest.
Morgen speelt Nieuw Sinfonietta Amsterdam Verbeys jongste werkstuk, Triade, in het
Amsterdamse Concertgebouw. De première wordt gecombineerd met werken van Tsjaikovski,
Artjomov en de liedercyclus Zonder zon van Moessorgski, in een bewerking voor kamerorkest,
getekend Theo Verbey.
De ambachtsman Verbey heeft meer bewerkingen op zijn naam. Eerder liet hij zijn licht schijnen over
Bergs Pianosonate en een aantal liederen van Ravel. Over Zonder zon: "Het is een heel
bijzondere cyclus, de muzikale taal is zo kaal en zo kwetsbaar. Sommige liederen zijn zo kort dat ze
bijna Webern-achtig aandoen. Hij kon in twee of drie maten zijn eigen melodische signatuur laten
horen. Dat is fascinerend, en interessant om iets mee te doen. En het leent zich er zo voor: sommige
zettingen klinken zoveel beter wanneer je de pianopartij door een strijkorkest laat spelen."
De theorie en de praktijk gaan voor Verbey een moeizame wisselwerking aan: "Componeren is actie
ondernemen, eerste stappen durven zetten. Theorievorming is het tegenovergestelde: dat is beschouwend,
alleen maar nakaarten. Maar ik beoefen het vak natuurlijk ook uit een passie, het is niet alleen
broodwinning. Het reikt ideeën aan en maakt veel dingen duidelijk. Ik heb uiteraard een aantal
stukken diepgaand geanalyseerd en ik geloof wel dat ik daar een betere muzikant van geworden ben." Hij
noemt Stravinsky's Blazerssymfonieën, Bruckners Zevende, het Tristanvorspiel,
Bach-fuga's. "Het idee dat je zo'n stuk totaal uit elkaar haalt en dan weer in elkaar zet, dat bevalt
me heel erg. Het berooft je van je naïviteit."
Een onbevangen kunstenaar kan Verbey niet genoemd worden. "Dit vaarwater is al zo nauw, en er liggen
al zo veel schepen." Het is lastig laveerwerk. "Ik probeer een soort muziek te componeren die bijna tot
op het verzadigingspunt beïnvloed is: niet door vijftig jaar traditie, maar door honderden jaren.
Iedereen weet dat het moment in 1914, waarop de hele muzikale ruimte openbarst, zo'n beetje het
belangrijkste moment is van de eeuw. Maar hoe verder je van dat moment weg komt, hoe meer je ook, zeg
maar aan de andere kant van de spiegel, ruimte erbij kunt nemen. Daar ben ik heel erg mee bezig."
Verbeys muzikaal idioom wijkt op aangename wijze af van het ógal eens vrijblijvend gemiddelde van
veel eigentijdse muziek. Het valt op door zijn harmonische stuwkracht, die onderbouwd wordt door
pulserende, steeds veranderende en intern bewegende ritmische patronen. En door de uitgekiende
instrumentatie.
"Ik houd erg van het ensemblespel, het democratische van grotere groepen instrumenten. Er zijn
veel lagen in het instrumentale denken die nog niet helemaal uitgebuit zijn. Wat ik wil is dat het
niet één ding is, maar meerduidig in zichzelf, een soort licht-schaduwwerking die
perspectief schept, zoals je dat bij sommige schilders hebt. Waardoor het soms tonaal werkt, terwijl
het dat helemaal niet is. Net als bij Kandinsky, die schaduwwerking gebruikt, terwijl het toch heel
abstract is."
De ritmische contouren van zijn muziek construeert Verbey met behulp van fractals. Het
principe is ontleend aan het werk van de wiskundige Benoit Mandelbrot, die ontdekte dat aan allerlei
schijnbaar ordeloze verschijnselen, in de natuur, maar bijvoorbeeld ook in de economie, complexe
patronen ten grondslag liggen waarin toch orde heerst. Die patronen zijn recursief: elk facet
weerspiegelt het grote patroon en bestaat op zijn beurt weer uit talloze identieke micro-patroontjes.
"Ik weet niet of het echt fractals zijn", erkent de componist. "Het gaat er om wat het muzikaal
oplevert. Ik begin met heel eenvoudige getalsverhoudingen. Die verdeel ik dan onder, in dezelfde
proportie, enzovoort. Uiteindelijk zijn er dan vijf of zes verschillende niveaus." Het muzikale
resultaat is een asymmetrische, maar uitgebalanceerde opbouw, met groeiende en krimpende, dikwijls
in elkaar grijpende figuren.
"Ik wil toch dat er ook een cerebrale achtergrond is die eigen is aan veel goede gecomponeerde
muziek. Wat me er aan bevalt is dat het aansluit bij iets dat relatief nieuw is, terwijl het feit
dat het recursief is aansluit bij de recursiviteit van de tonaliteit. Daar heb je eenzelfde
hiërarchie. Zo kun je zeggen dat de Jupiter van Mozart eigenlijk een uitvergroting
van C groot is, met halverwege een cadens op de vijfde trap, net zoals je dat in een zin van acht
maten zou doen."
Verbey komt herhaaldelijk terug op Mozart, met wie hij, voorafgaand aan het componeren van
Triade. een diepgaand onderhoud heeft gehad: "Een van de modellen voor Triade was de
Praagse symfonie", licht hij toe, "een heel bijzonder stuk. Zo rond 1780 maakt de muziek een bijzondere
evolutie door, naar een vorm van harmonisch contrapunt, waarbij hoofdmotief en begeleiding soms niet
meer van elkaar te onderscheiden zijn. Denk maar aan het openingsdeel, met die syncopen in de eerste
viool en die tertsen in de altviool en de cello. Als luisteraar ben je in eerste instantie gefixeerd
op die tertsen, maar als de syncopen in de viool gaan versnellen, tototototo ,
wordt je aandacht als het ware verlegd."
Daarmee weerspiegelt de Praagse volgens Verbey een dilemma van de eigentijdse muziek: "Bij
componisten als John Adams hoor je vaak een prachtige textuur, maar krijg je het idee dat er een
hoofdmotief of hoofdmelodie is weggevallen. Hetzelfde gevoel heb je bij de late stukken van Boulez,
met hun eindeloze arpeggio's echte akkoordbrekingen die op een ander niveau functioneren dan
melodisch materiaal. Dat probleem zou je dus moeten bestrijden op dezelfde manier als dat in 1780
gedaan is.
"Ik vond het een mooi uitgangspunt om dat te onderzoeken. vooral ook omdat je met een kamerorkest
met veel beperkingen te maken hebt. Nieuw Sinfonietta is een orkest dat ik erg waardeer, met een
heel eiaen geluid. Ik vind dat je dan ook een maatkostuum moet maken."
Ook in de gestiek van Triade bespeurt Verbey een zekere verwantschap met Mozart: "Het soort
parlando dat je van Monteverdi tot Mendelssohn hebt is helemaal verloren gegaan. Dat vind
ik jammer, want het is een wezenlijk aspect van muziek.
"Ik heb de laatste tijd veel muziektheorieboeken gelezen uit de Amerikaanse school die zich verwant
voelt met Chomsky. Daarin worden parallellen met de taal gelegd, met prosodie, de accenten, de zinsbouw.
Het feit dat de mens het enige dier is dat taal spreekt heeft natuurlijk te maken met zijn brein, dat
daar helemaal voor ingericht is, en dat geldt voor het verwerken van muziek in feite ook.
"Maar daardoor komen die theorieboeken tot conclusies die een heel teleurstellend licht werpen op
de ontwikkeling van de twintigste-eeuwse muziek. Want daarin is bijna elke factor die structuur geeft
zo'n beetje weggevallen. En op den duur is dat zelfs het criterium geworden: dat de herkenbaarheid als
het ware weggecomponeerd wordt."
Gevraagd naar zijn muzikale voorkeuren, reageert Verbey met een gul: "Ik vind alles mooi." Dan, op
de tegenovergestelde vraag: "Ik heb een ontzettende hekel aan Amerikaanse country 'n' western-muziek.
En aan new age synthesizermuziek, dat indutten is me zo wezensvreemd. Ik heb een moeizame
verhouding met alle commerciële muziek. Het zijn zulke strijdige uitgangspunten: of je iets maakt
omdat je denkt dat je wat te vertellen hebt, of omdat je denkt dat je er geld mee kunt verdienen."
Niet dat een componist per se in een ivoren toren moet zitten. "Het idee dat je nooit meer
publiekscomponisten zou hebben, zoals Richard Strauss er een was, vind ik moeilijk te verteren.
Componisten hebben in de twintigste eeuw zo veel moeten inleveren aan het beetje macht dat ze hadden,
daar zou wel iets op terugveroverd mogen worden."
Verbey blijft beducht voor dat hokje. De invloed van zijn voormalige leraren. Peter Schat en Jan
van Vlijmen, acht hij in zijn muziek niet muzikaal aanwijsbaar:
"Je moet niet de illusie hebben dat een componist je kan leren componeren. Ik vind de manier
waarop in het muziekleven leraar-leerling-verhoudingen geschetst worden dikwijls schromelijk overdreven.
De invloed is soms ook wederzijds. Ik denk dat je als componist het beste af bent met een
hoofdvak-theoriediploma en een pianodiploma. En voor de rest moet je gewoon componeren, dat is
eigenlijk waar het om gaat."
Wel let hij daarbij scherp op wat hij zijn "dieet" noemt: "Het soort partituren datje leest, het
soort muziek dat je doorspeelt, het soort boeken dat je leest. Dat heb je echt nodig, want anders
droogt het op."
Triade van Theo Verbey: VARAˇMatinee, zaterdag om 15.00 uur in het Concertgebouw, Amsterdam.
Gecombineerd met werken van Escher, Ketting en Andriessen in Den Haag (25), Utrecht (27), Rotterdam
(29) en Amsterdam, Paradiso (31 maart). In Den Haag en Rotterdam, om 19.15 uur, leidt Verbey zelf
zijn werk in.
© Frits van der Waa 2006