de Volkskrant van 27 oktober 1992, Kunst, recensie
Verbluffende start van serie muziek-pioniers
Radio Filharmonisch Orkest, Groot Omroepkoor en solisten o.l.v. Iván Fischer. Vredenburg,
Utrecht. Herhaling: vanavond in Amsterdam. Radio: 10 december en 5 mei.
Het omroepbestel, ooit in onwrikbare verticale zuilen opgesteld, is gehorizontaliseerd en dat is
even wennen. VARA-Matinees die worden uitgezonden door de TROS. De EO die Muziek voor Miljoenen maakt.
Veronica doet mee met een AVRO-project, getiteld Pioniers van onze eeuw.
Onder AVRO-vlag zijn het vijf concerten. In elke aflevering laat het Radio Filharmonisch Orkest
zijn licht schijnen over twee van de vijf grote pioniers Bartók, Debussy, Schönberg,
Stravinsky en Webern. De AVRO, die het tot voor kort wel erg rustig aandeed met oude muziek en met het
repertoire van de twintigste eeuw, wil de komende seizoenen generatie voor generatie oprukken tot
het heden is bereikt.
De eerste serie gaat in het Amsterdams Concertgebouw (AVRO), en is deels in Utrecht (Veronica) te
horen als onderdeel van de Zondagmatinee-serie. Opvallend genoeg gunt de AVRO de radioprimeur aan
Veronica, dat in december uitzendt. De AVRO brengt de hele serie pas in mei, maar dan als cyclus in
combinatie met Concertgebouwregistraties van het eveneens pionierende Arditti Kwartet.
Het concertleven zelf is er door die horizontale radio niet op achteruit gegaan, al zijn de
doublures op het eerste gezicht soms merkwaardig. Dat komt ook doordat RFO-chefdirigent Edo de Waart
de programma's vaker dan één keer wil uitvoeren. Terecht, want het repertoire dat RFO
brengt liegt er niet om. In de voorbereiding wordt veel tijd gestoken.
Dat het orkest die investering met rente terugbetaalt bewees het opnieuw met het grandioze
dubbelportret van Stravinsky en Bartók dat, gedirigeerd door Iván Fischer, de opening
vormde van de Pioniers-serie.
Interessant was vooral Bartóks Cantata Profana, een groot bezet werk dat zelden
uitgevoerd wordt. Het is dan ook een veeleisend stuk, zowel voor de uitvoerenden als voor de
toehoorders. De hoofdrol is toebedeeld aan het koor, dat in oplaaiende meerstemmige structuren een oud
volksverhaal vertelt, en daarnaast zijn er twee solo-partijen, die gloedvol vertolkt werden door de
Hongaren János Bándi en Kolós Kováts. Met zijn vele verknoopte, elkaar
imiterende melodielijnen heeft het idioom iets weg van dat van Bach, maar dan dubbelgestapeld en
bovendien op zijn Hongaars, met een onregelmatig pulserende ritmiek. Aan het Groot Omroepkoor ontsprong
een meeslepende stroom van geluid, die in de beperkte ruimte van het Utrechtse Muziekcentrum echter
enigszins aan doorzichtigheid inboette.
Diametraal tegenover dit ernstige, monolithische werk stonden de Hongaarse Schetsen, met hun
virtuoze orkestratie en hun humoristische accenten. Onder de genadeloos precieze directie van Fischer
voerden de musici ware toverkunsten uit, zoals een fagot met dubbele tong laten praten, en stiekem
een hobo in een viool veranderen.
Met de beide stukken van Stravinsky, het korte Scherzo à La Russe en de Sacre du
Printemps, kon Fischer nog beter uit de voeten. Het zijn natuurlijk standaardwerken, maar toch
zie je niet elke dag iemand de Sacre, met zijn beruchte maatwisselingen, uit het hoofd
dirigeren. Zeker bij Fischer biedt dat een fantastische aanblik, maar het klinkende resultaat was
niet minder verbluffend. Met zijn vinnige en toch losse stijl van dirigeren legde hij de ritmische
geledingen glashelder bloot en bewerkstelligde hij tegelijkertijd een enorme onderhuidse spankracht.
Analytisch en zakelijk, maar daarmee ook door en door Stravinskiaans.
Minstens zo knap was dat hij, in de Sacre althans, ondanks vrij hoge tempi het enorme
orkestgeweld zo wist in te tomen dat het klankbeeld nergens dichtslibde. Maar dat was evenzeer de
verdienste van het Radio Filharmonisch. Vooral het strijkerscorps is ongeėvenaard in Nederland als
het gaat om homogeniteit en ritmische trefzekerheid. Dat er een tuba over de eindstreep van het
eerste deel heenschoot was vergeeflijk, begrijpelijk zelfs. Want het was werkelijk een optreden om
van achterover te slaan.
© Frits van der Waa 2006