de Volkskrant van 1 december 1992, Kunst, recensie
Metzmacher neemt Vermeulen en Ives in houdgreep
Residentie Orkest. Den Haag, Philipszaal. Radio 4: 10 januari.
Matthijs Vermeulen wordt wel de Nederlandse Charles Ives genoemd, en helemaal onterecht is dat
niet. Zowel Ives als Vermeulen schreef muziek die als het ware uit het niets kwam vallen, en pas na
jaren werd herontdekt en gewaardeerd. Dat de twee componisten zich toch niet zo maar over één
kam laten scheren was zaterdag te horen bij het Residentie Orkest, dat in twee series een reis maakt
door de twintigste eeuw.
De periode 1915-1924 werd belicht aan de hand van Florent Schmitts muziek voor Antoine et
Cléopatre, Vermeulens Tweede Symfonie (beide uit 1920), en de vier jaar eerder
voltooide Vierde Symfonie van Ives.
Het omvangrijke oeuvre van Florent Schmitt is nagenoeg in vergetelheid geraakt. Ten onrechte, want
al was Schmitt dan geen groot vernieuwer hij bewerkte een soort van synthese tussen de
Wagneriaanse broeierigheid en de fijnzinnigheid van de impressionistische muziek , de hier
gespeelde delen uit zijn Cleopatra-toneelmuziek zijn imponerende, verleidelijke staaltjes van
zijn kunnen.
Toch werd Schmitt vervolgens bijna geheel weggevaagd door de tumultueuze symfonieën van zijn
twee tijdgenoten. Vermeulens Tweede, letterlijk een monolithisch werk, heeft maar
één deel Het is opgebouwd uit duidelijk onderscheiden secties, waarbinnen weinig
ontwikkeling plaatsvindt. De muziek is gebaseerd op een voortdurend döoreenvlechten van eindeloos
gevarieerde melodische gegevens. Van traditionele harmonie is geen sprake, wel van een soort
toonschalen, die echter evenmin permanent zijn. De instrumentatie is nadrukkelijk, en soms een beetje
stroef, met zijn massaal getrokken melodielijnen. Tijd om uit te blazen is er nauwelijks, de muziek
heeft de lading van een geforceerde mars.
De Duitse dirigent Ingo Metzmacher, voor wie deze muziek ongetwijfeld nieuw moet zijn geweest, hield
de weerbarstige materie voortreffelijk in zijn greep, en het Residentie Orkest gaf lik op stuk.
Vermeulens werk getuigt van een ongelooflijk inwendig voorstellingsvermogen. Ives' werk is nog
kaleidoscopischer: de ingrediënten van zijn muziek kwamen als het ware van buiten. Ives vlocht ze
samen tot opnieuw een eigen en persoonlijk visioen. Er is plaats voor traditionele
hymnen en marsen, barmuziek, dromerige strijkersdissonanten, clusters, kwarttoonsmuziek,
zelfs voor een tamelijk orthodoxe dubbelfuga, die het derde deel tot een rustpunt in het gewoel maakt.
Waar Vermeulen aan de ketens van de tijd rukt (van een aan maatstrepen gebonden tijd), verruimt
Ives het begrip tijd en in elk geval tempo. De verschillende, simultaan klinkende lagen in
sommige van zijn symfoniedelen zijn dermate onafhankelijk van elkaar aangebracht dat er een
hulpdirigent aan te pas moet komen.
De uitvoering van Ives' Vierde was een indrukwekkende en, helaas, eenmalige gebeurtenis.
Weliswaar heeft de NOS het concert op band vastgelegd, maar het ruimtelijk effect van deze enorme
klankwemelingen kan door geen enkele opname adequaat worden weergegeven.
© Frits van der Waa 2006