de Volkskrant van 11-10-1994, Pagina 14, Kunst, recensie
Raas toont kleurige flonkering van Adema/Philbert-orgel
Saint-Saëns, Mailly, Raas, Kod·ly, Alain en Messiaen, door Jan
Raas en het Liszt Ferenc Chorus o.l.v. Peter Scholcz.
Een beetje spijtig is het wel dat de gemeente Amsterdam anderhalf miljoen
gulden heeft uitgegeven voor de restauratie van het superieure
Adema/Philbert-orgel in de Mozes en Aäronkerk zonder iets te doen aan
de planologische blunders uit de jaren zestig. Daardoor is het orgel nu
opgescheept met een vrij intredend Harley Davidson-register en een
politiesirene-vulstem. Aan de Schiphol-subbas die sinds enkele jaren alle
Amsterdamse orgels ontsiert, mogen we in dit verband evenmin voorbijgaan.
Een beetje spijtig is het ook - maar nu wordt het persoonlijk - dat dit
orgel, oorspronkelijk gebouwd in 1871, bij uitstek geschikt is voor
orgelmuziek van de afgelopen 150 jaar, terwijl er in de afgelopen 150 jaar
bitter weinig fatsoenlijks op dit gebied is gecomponeerd. Franck, Reger, dat
is waar, Messiaen, akkoord, maar het zijn toch componisten wier complete
orgelwerken ik graag inruil voor de twee minuscule juweeltjes van Jehan Alain
(1911-1940) die Jan Raas in het openingsconcert uitvoerde: een Berceuse en
een Ballade waarin geen noot te veel staat.
Voor het overige bood Raas' concert gelegenheid vast te stellen dat de
Flentrop Orgelbouw de gruwelijk gapende orgelkas die als een rij holle kiezen
boven de entree van 'de Mozes' hing voorzien heeft van een flonkerende vulling,
waarop het romantisch orgelrepertoire tot zijn recht kan komen. Bemoedigend
is ook dat de programmering voortvarend ter hand genomen is: tot eind dit
jaar wordt er elke twee weken een concert op of met het orgel gegeven.
Het openingsprogramma paarde een doordachte terugblik op de geschiedenis van
het orgel aan een veelkleurige klankdemonstratie. Omdat Camille
Saint-Saëns ooit op het orgel heeft gespeeld opende Raas zijn programma
met diens Prélude et Fugue opus 109,1, die ondanks hun oeverloos
gezeur toch een aangename kennismaking met de fluwelige en toch heldere klank
van het orgel bewerkstelligden. Tevens maakte Raas hier een spectaculair
decrescendo-gebruik van de zwelkast en benutte in het slotakkoord de
tremulant.
Innemender was het verdroomde Andante van Alphonse Mailly, dat bij het
openingsconcert van 123 jaar geleden door de componist zelf werd uitgevoerd.
Hemelse, ver verwijderde tongwerkkoortjes en een sprankelend bovenstemmetje
waren illustratief voor de perspectivische effecten die op dit instrument
gerealiseerd kunnen worden.
Laudes organi, de lofzang op het orgel die Zoltán Kodály in
1966 componeerde, heeft een prachtige Latijnse tekst, waarin sprake is van
'moduleren, zoet als honing' en muziek die daar maar ten dele recht aan doet.
Niettemin leidde het samengaan van het op de orgelgaanderij opgestelde Liszt
Ferenc Chorus en Raas' ingetogen begeleiding tot een riant klankbeeld.
In een eigen improvisatie en in Messiaens Dieu parmi nous liet Raas horen tot
welke erupties zijn instrument in staat is. Vooral Messiaens euforisch
akkoorden-vuurwerk gaf hij dermate laaiend, en toch scherp gedoseerd gestalte
dat de klank hoorbaar heen en weer stuiterde over het ganse orgelfront. Dat
Raas en de Mozes en Aäronkerk dit orgel waard zijn is op zo'n moment
zonneklaar. Maar de gemeente Amsterdam, die nog altijd om het Gouden Autokalf
blijft dansen, heeft weinig om trots op te zijn.
© Frits van der Waa 2006