Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 16-01-1995, Pagina 8, Kunst, recensie

Meeslepende visioenen in Van Vlijmens Inferno

Van Vlijmen en Goebajdoelina, door het Schönberg Ensemble, Asko Ensemble en het Nederlands Kamerkoor met medewerking van Leonid Vlasov en onder leiding van Reinbert de Leeuw. Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 20 januari, 20.00 uur.

Het is goed toeven in de hel, althans wanneer we afgaan op Inferno, het grote werk voor driedelig koor en vierdelig modern muziekgezelschap van Jan van Vlijmen, componist en Holland Festival-directeur - in die volgorde. Inferno, dat zaterdag zijn premiËre beleefde in het wekelijkse Matineeconcert, is een imposant, kundig gesmeed en voor het grootste deel meeslepend werk, maar welke helse visoenen er ook bezongen worden in de aan Dantes La Divina Commedia ontleende teksten, infernaal, nee, dat is het niet. Van Vlijmen heeft domweg een te goede smaak om de krochten van de onderwereld in muziek om te zetten. Daarvoor moet je Mahler of Berlioz, of voor mijn part Stockhausen heten.

Daarmee is niet gezegd dat Inferno nergens over gaat, of dat het stuk niks met Dante te maken heeft. Het is - in mijn oren - juist één grote verklanking, niet van de hel, maar van wat Van Vlijmen in Dante aantrekt: het visionaire en universele, de schoonheid van zijn taal, en, algemener, het Italiaanse - wat doorklinkt in flarden muziek die aan de vijftiende-eeuwer Gesualdo, vaker nog aan de twintigste-eeuwer Nono doen denken. Het onderwerp van dit stuk is niet het leven, laat staan de dood, maar de kunst, bij voorkeur die met de grote K, die eeuwen doorstaat. Doop Inferno om in Dante, en dan begrijp je meteen waarom je in deze muziek geen getourmenteerde zielen in doodsnood hoort kronkelen.

Grof getypeerd komt Inferno neer op een veertig minuten durende afwisseling van turbulente en verstilde texturen, die op de lange duur een zekere vermoeienis met zich meebrengt. Zeker wat dat betreft is het spijtig dat de ruimtelijke opstelling van de zeven groepen rondom het publiek, waaraan de componist de voorkeur gaf, in het Concertgebouw niet goed te realiseren viel.

Vooral het onderscheid tussen de drie koorgroepen viel daardoor gedeeltelijk weg. Voor de vier sub-ensembles, elk met een karakteristieke bezetting (weke en felle blazers, strijkers, en een groepje pluk- en slaginstrumenten) maakte het veel minder uit.

Wat zich binnen genoemde texturen aan verknoping, verkleuring, verglijding en verschuiving voordoet is fascinerend. Het koor beweegt zich tussen machinaal gescandeerde declamatie en etherische solovocalen, het ensemble tussen omineus ploffende injecties en iriserende flageolettonen. De heftige passages zijn soms wat overbelast met klankwemel, maar in de trage delen ontvouwen zich verrassend zoetklinkende, panoramische samenklanken.

De uitvoering door het Magistraal Monsterverbond van Nederlands Kamerkoor, Schönberg- en Asko Ensemble onder Oppermagister Reinbert de Leeuw was eminent.

Toch bleek Van Vlijmens monumentale muziekarchitectuur minder indringend dan het transparante, bijna intuïtieve Nu eeuwig sneeuw... van de Russische componiste Sofia Goebajdoelina, een werk dat vorig jaar zijn première beleefde in het Holland Festival. Waar Van Vlijmen grote massa's tegen elkaar opzet, bouwt Goebajdoelina haar muziek op uit de ijlste, fragielste klanken, articulaties en melodiedraden en verliest die zelfs in de schaarse complexe stapelingen niet uit het oog.

Er staat geen noot te veel in dit stuk, dat sterke en ongetwijfeld bedoelde associaties oproept met een sneeuwlandschap, waarin wat schuilgaat onder de witte leegte zich aftekent in summiere, maar veelzeggende contouren, soms vervaagd door windvlagen van onbestemde klanken. De muziek wordt sterk gedragen door melodische aspecten, althans door de manier waarop de ene toon op de andere volgt, hoelang die tonen zelf ook blijven liggen en op elkaar inwerken. De volstrekte, bijna transcendente uitdunning aan het slot benadrukt dit nog: een door gefluister en gemurmureer omringde vioolsolo, die langzaam in de hoogte verdwijnt en verwaait in de onaardse, onvaste spinragklanken van aangestreken flexatones.


© Frits van der Waa 2006