de Volkskrant van 06-02-1995, Pagina 8, Kunst, recensie
Vergeten schatkamer van Bononcini geopend voor publiek
Il trionfo di Camilla, van Giovanni Bononcini, o.l.v. Jos van
Veldhoven. Waalse Kerk, Amsterdam. Radio 4: 30 augustus, 20.00 uur.
Voor de meeste studenten is het schrijven van een scriptie een kwestie van
heel zware loodjes. Zo niet voor musicoloog Taco Stronks, die vorig jaar
afstudeerde op een bijna driehonderd jaar oude opera van Giovanni Bononcini.
Stronks had wat goeds onder de kurk, vond ook dirigent Jos van Veldhoven, en
zo ging het balletje aan het rollen. Onder het vaandel van de voor dit doel
opgerichte Stichting Invocatio Musarum werden subsidiënten, zangers en
muzikanten in het geweer geroepen, hetgeen het afgelopen weekeinde uitmondde
in een tweetal meer dan behartigenswaardige uitvoeringen van Il trionfo di
Camilla. Een ervan is door de AVRO vastgelegd voor het op 30 augustus naar de
radio luisterende nageslacht.
Als deze uit de hand gelopen scriptie voor Bononcini het begin van een nieuwe
zegetocht zou betekenen, zou dat ten volle verdiend zijn. Want Camilla is een
verrukkelijke opera, met een sluitend plot, een pittig tempo, veel
afwisseling en, bovenal, prima muziek. Dat de opera aan het begin van de
achttiende eeuw een groot succes genoot, met name in Engeland, waar hij meer
dan honderd keer is opgevoerd en waar Bononcini niet in faam onderdeed voor
de vijftien jaar jongere H”ndel, is niet verwonderlijk. Des te vreemder
is het dat dit werk, samen met zijn schepper en zijn zestien andere opera's,
zo volstrekt in het vergeetboek is geraakt. De enige verklaring - de enige
muzikale althans - zou kunnen zijn dat veel van Bononcini's sprankelende
aria's in een vloek en een zucht voorbij zijn, wat zeker bijdraagt aan de
charme van de opera, maar aan de andere kant de schijn van oppervlakkigheid
wekt. Dat het werk in ongecoupeerde vorm meer dan viereneenhalf uur duurt zal
destijds waarschijnlijk geen rol hebben gespeeld.
Van Veldhovens beslissing om een aantal recitatieven en aria's te schrappen
had uiteindelijk meer te maken met bus- en treinverbindingen dan met de angst
het uithoudingsvermogen van zijn publiek te zeer op de proef te stellen. Want
Camilla bleek, zelfs in deze concertante, van summiere scenische accenten
voorziene uitvoering tot het einde toe in staat de aandacht en de verbeelding
mee te zuigen in die voor opera zo typische turbulentie. De opera is een ware
schatkamer vol kunstig smeedwerk en verleidelijke hebbedingetjes,
gecomponeerd in een idioom waarin een Monteverdi-achtige souplesse op
intrigerende wijze samengaat met H”ndel-ingrediënten avant la
lettre.
Het verhaal van Camilla verloopt volgens de beproefde stramienen van de
barok-opera. Er is sprake van een verbannen prinses die vermomd als herderin
haar rijk terug wil veroveren, maar liefde opvat voor de koningszoon van de
tegenpartij. Diens zus heeft iets met een prins uit een derde land, ook al in
vermomming. Voorts is er nog een komisch liefdespaar van volkse komaf. Dit
alles leidt tot intriges, wantrouwen, wanhoop en bijna tot een noodlottige
afloop, maar uiteindelijk triomfeert de liefde.
Naast het peil van de opera zelf is vooral dat van de uitvoering frappant
hoog. Van Veldhoven heeft uit kringen rond de Nederlandse Bachvereniging,
waarvan hij artistiek leider is, een kleurrijk en alert spelend orkest
samengesteld dat alleen door kleine meningsverschillen over microseconden
zijn ad hoc-karakter verraadt. En onder de acht zangers, jong, maar allen het
stadium van prilheid ruim te boven, zijn er op zijn minst enkele, met name
Anne Grimm (Camilla) en Mitchell Sandler (de knecht Linco), wier groei
beloften voor de toekomst inhoudt.
© Frits van der Waa 2006