Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 03-02-1997, Pagina 9, Kunst, recensie

Reisopera zet Vliegende oer-Hollander in de zandbak

Der Fliegende Holl”nder, van Wagner, door de Nationale Reisopera o. l. v. Peter te Nuyl en Marc Minkowski. Twentse Schouwburg, Enschede, 31 januari. Tournee.

Het is altijd weer verfrissend als een operaregisseur onbeschroomd blijk geeft van een afwijkende visie op het verschijnsel muziekdrama.

Driewerf hulde daarom voor Peter te Nuyl, die van de Nationale Reisopera zijn licht mocht laten schijnen over de Fliegende Holländer. Te Nuyl is kennelijk zozeer met stomheid geslagen door de beeldende kracht die van Wagners noten uitgaat dat hij zijn publiek deze ervaring deelachtig wilde maken. Hij heeft een moedig besluit genomen en zijn zangers verboden ook maar een voet te verzetten of anderszins iets theatraals aan de muziek toe te voegen.

De resultaten zijn aangrijpend, temeer daar de belangrijkste hoofdrolspelers, Cécile Perrin (Senta), Dieter Schweikart (haar vader Donald) en Florian Cerny (de Hollander), deze instructie mede van toepassing hebben gemaakt op hun voordracht. Er past slechts diep respect voor de wijze waarop ze twee uur lang met stalen smoelen Wagners noten voor zichzelf laten spreken.

In Wagners scenische instructies is sprake van varende, arriverende en zinkende schepen. Volstrekt onuitvoerbaar uiteraard, of anders wel belachelijk ouderwets. Hoe dit zij, Te Nuyl heeft alle schepen overboord gezet, en doet nu met behulp van een soort zandbak met een zwevend deksel een beroep op sluimerende herinneringen uit onze kleuterjaren.

Deze beelden zouden bijna doen vergeten dat het hier een heuse wereldpremière betrof: de allereerste versie van Der Fliegende Holländer, die Wagner in 1841 voor de opera van Dresden componeerde. Deze oer-Holländer heeft een beduidend bescheidener bezetting dan de latere, door Wagner menigmaal herziene versie, en kan het stellen zonder zangers van het misthoorn-type.

In het licht van de authenticiteit was het een briljante vondst om de partituur te laten uitvoeren door een groep studenten van de Messiaen Academie, het samenwerkingsverband van de conservatoria in Enschede, Zwolle en Arnhem. Geen ander orkest had zo'n overtuigende impressie kunnen geven van hoe slecht een willekeurig opera-orkest uit de vorige eeuw opgewassen was tegen de veeleisende partituur van Wagner.

Twee personages onttrekken zich aan de overrompelende visie van de regisseur. Dat zijn tenor Albert Bonnema (Senta's aanbidder Georg) en dirigent Marc Minkowski. Zij hebben werkelijk iets te vertellen over Wagner, en weigeren dat onder stoelen of banken te steken. Minkowski, die afkomstig is uit de oude muziek, benadert het werk op een stormachtige, alleszins behartigenswaardige wijze.

Het doet weinig af aan het innovatieve karakter van deze voorstelling, waarin de verlammende aanblik van Te Nuyls mond vol tanden een onthutsende confrontatie oplevert met de drama's die zich afspelen in de orkestbak.


© Frits van der Waa 2006