Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 29-09-2000, Pagina 10, Kunst, Recensie

Geniale dichter is zo pompeus

Elegy for young lovers van Hans Werner Henze, door het Schönberg Ensemble en solisten o.l.v. Oliver Knussen. 27 september, Concertgebouw, Amsterdam.

Kan kunst los gezien worden van de maker? Of, preciezer gezegd: mag de manier waarop een kunstwerk tot stand gekomen is onze beoordeling ervan beïnvloeden? Nee, roept iedereen dan, kunst is waardevrij. Maar toch zouden we anders naar Bach luisteren wanneer hij, laten we zeggen, een moord had gepleegd.

Het is dit probleem dat W.H. Auden en Chester Kallmann op de spits drijven in het libretto dat ze in 1961 op verzoek van componist Hans Werner Henze schreven. De hoofdpersoon van hun Elegy for young lovers is een pompeuze, zelfingenomen dichter die in alle opzichten parasiteert op degenen die hem omringen. Daarin gaat hij zo ver dat hij zijn vriendin en haar minnaar willens en wetens laat omkomen in een sneeuwstorm, en daar vervolgens een (kennelijk geniaal) gedicht over schrijft.

Het is een briljant libretto. Auden en Kallmann zetten zes markante personages tegen elkaar op, mengen ernst en luim dooreen en werpen en passant tal van knipoogjes naar hun eigen beroep.

Het is ook een juweel van een opera, zo bleek woensdag in het Concertgebouw, waar het Schönberg Ensemble en Oliver Knussen een (helaas eenmalige) concerÝtante uitvoering gaven van Elegy for young lovers, in aanwezigheid van de nu 74-jarige componist.

Frappant is dat Henzes muziek zo modern klinkt, misschien wel moderner dan ze veertig jaar geleden werd ervaren. Dat komt doordat Henze, anders dan sommige van zijn generatiegenoten, zaken als klankschoonheid en begrijpelijkheid nooit heeft opgeofferd aan systematische aspecten van het componeren. Ook zijn onbekommerd eclecticisme, het spelen met hele en halve stijlcitaten, is weer helemaal van deze tijd.

Henze boekt maximale resultaten met een bescheiden kamerorkestje, en Knussen en het Schönberg Ensemble halen op hun beurt het onderste uit de kan. Gitaar, harp, marimba, trommeltjes en gestopte trompetjes zijn bepalende timbres in de licht gevoileerde, veelkleurige texturen, die nu eens een dienende, dan weer een dragende functie hebben. De uitgesproken theatrale muziek boeit voortdurend, maar heeft ook iets vluchtigs. Toch is met name de slotakte, waar de dood van de twee geliefden gepaard gaat met een toenemende kaalslag, zeer indringend, mede dankzij de oorstrelende zang van Rosemary Hardy en Christopher Gillett. Maar ook de overige vier zangers zetten hun personages scherp neer: de dweperige secretaresse (Mary King), de ironische dokter (Roderick Kennedy), de hallucinerende oude dame (Lisa Saffer) en bovenal David Wilson-Johnson, die de dichter op even monsterlijke als vocaal veelzijdige wijze gestalte geeft.


© Frits van der Waa 2006