de Volkskrant van 13-11-2000, Pagina 8, Kunst, Recensie
Jan van Vlijmen steekt nek uit met Bachs fuga's
Die Kunst der Fuge van J.S. Bach/Van Vlijmen, door Rainer Kussmaul, Nobuko Imai, e.a. 11 November, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 15 november, 20.00 uur.
Met een metershoog portret van de grote componist, geflankeerd door twee witte luidsprekers, als kaarsen in een stemmig schemerduister, heeft het Concertgebouwpodium het aanzicht van een waar Bach-altaar. Daar wordt zaterdag voor een volle zaal de Matinee-dienst gecelebreerd. Veertien musici zijn aangetreden voor uitvoering van Die Kunst der Fuge, in de bewerking van Jan van Vlijmen.
Negen maanden heeft voormalig Holland Festival-directeur Van Vlijmen geworsteld met de negentien Contrapuncti die tezamen het nec plus ultra van Bachs oeuvre vormen. De ganse verzameling fuga's en canons is gebouwd op één enkel thema, dat op talloze manieren met zichzelf en andere thema's wordt gecombineerd. Anderhalf uur abstracte muziek in d mineur - zelfs voor kenners is het wat veel van het goede.
Met zijn bewerking heeft Van Vlijmen naar eigen zeggen mede de bedoeling gehad het werk 'voor de argeloze toehoorder open te leggen'. Aan Bachs noten heeft hij niets veranderd. Het is dus eerder een instrumentatie, zij het een heel aparte.
Dat komt niet alleen door de keuze van de instrumenten, een combinatie van overwegend lage blazers en strijkers met harp, mandoline en gitaar, maar vooral doordat de musici de frasen, soms zelfs de noten van de verschillende stemmen aan elkaar doorgeven. Dat leidt tot merkwaardige, van kleur verschietende texturen, vooral wanneer de tokkelinstrumenten een woordje meespreken. Dat is overigens lang niet altijd het geval, want Van Vlijmen heeft, trouw aan het seriële systeemdenken als hij is, elk onderdeel een eigen combinatie van instrumenten toegekend.
De bewerker heeft het zichzelf dus niet makkelijk gemaakt, en zijn musici evenmin. Twaalf van hen zijn afkomstig uit de gelederen van het Concertgebouworkest. De viool- en de eerste altvioolpartij worden vertolkt door Rainer Kussmaul en Nobuko Imai. Een meer dan capabel gezelschap dus.
Toch valt het niet mee om de noten van deze muzikale estafette naadloos op elkaar aan te laten sluiten, en daarbij de zuiverheid niet uit het oor te verliezen. Dat de anders zo slipvaste trompettist Peter Masseurs bij een paar hoge noten uit de bocht vliegt, wijst erop dat Van Vlijmen riskante keuzes niet uit de weg is gegaan.
Als geheel is Van Vlijmens bewerking fascinerend, zij het ook wat wisselvallig. Sommige fuga's lijken gedemonteerd en weer in elkaar gezet, waarbij de lassporen nog altijd te traceren zijn. Andere delen krijgen juist een doorzichtige frisheid, zoals de vierde Contrapunctus, waarin de thematische passages zijn toebedeeld aan blazers en strijkers, terwijl de tokkelaars de intermezzi verzorgen. Ook de bijna eindeloos uitgerekte lijnen die vooral in de laatste fuga's veel voorkomen krijgen een enorme reikwijdte, die bij een uitvoering op een toetsinstrument niet te realiseren valt.
Aan de andere kant steekt Van Vlijmen hier en daar zijn nek griezelig ver uit, met name in de zesde Contrapunctus, waarin hij de strijkers sul ponticello (op de kam) laat spelen, waardoor een spichtig, schraperig geluid ontstaat dat de waarneming van de noten bijna in de weg staat.
Hoe het ook zij, Weberniaans versnipperd of lucide ingekleurd, Bach blijft Bach: niet kapot te krijgen. Het publiek blijft dan ook met opperste aandacht luisteren, tot en met dat laatste moment, waarop de muziek stokt op een kwartsextakkoord, en een stem uit de luidsprekers meedeelt: 'Ðber dieser Fuge, wo der Nahme BACH im Contrasubject angebracht worden, ist der Verfasser gestorben.'
Een welgekozen Amen, gevolgd door applaus. De Bach-dienst is ten einde.
© Frits van der Waa 2006