Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Niet geplaatst artikel voor de Volkskrant, 15 januari 2003


Vlammenwerpster

Werken van Medtner, Stravinsky, Prokofjev, Desiatnikov en Sjostakovitsj, door Elena Prokina en Alexei Goribol. 14 januari, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 20 februari, 10.02 uur.
Op Russische conservatoria letten ze toch op andere dingen dan in West-Europa of Amerika, speciaal als het gaat om zangers. Natuurlijk draait het bij zingen altijd om de noten en de tekst, maar bij vocalisten uit de voormalige Sovjet-Unie is het krachtsport-element is nooit helemaal afwezig.
De Oekraiense sopraan Elena Prokina, die dinsdagavond optrad in de Extra Vocale Serie van het Concertgebouw, liet meteen in het eerste onderdeel van haar recital horen dat ze gespierde stembanden heeft. Om tekst hoefde ze zich niet te bekommeren, want de Sonate-Vocalise die Nikolaj Medtner in 1922 schreef maakt alleen gebruik van de klinker ‘a’. Dat werkt niet echt, want het beperkt de mogelijkheden tot articulatie aanzienlijk, en hoewel gebrek aan ademsteun wel het laatste is wat je Prokina kunt verwijten maakt de muziek een wat kortademige indruk. In combinatie met een vibrato dat blijkbaar zozeer verinnerlijkt is dat veel tonen te hoog of te laag beginnen en het potige pianospel van begeleider Alexei Goribol leidde het tot een uitvoering met een hoog Castafiore-gehalte. Stravinsky's Twee Romances kregen een soortgelijke behandeling.
Maar het koppel had meer pijlen op zijn boog. In Prokofjevs Vijf liederen naar gedichten van Anna Achmatova brak van tijd tot tijd al een lyrische, ingehouden toon door, en na de pauze maakte de vlammenwerperskunst plaats voor virtuoze verfijning. De Vijf liederen op gedichten van Fjodor Toetsjev, in 1976 gecomponeerd door de toen 21-jarige Leonid Desiatnikov, bevatten aanmerkelijk betere muziek dan je van zo'n onbekende grootheid zou verwachten. Opvallend zijn de eenvoudige uitgangspunten en de melodische gratie, waaraan Prokina een tekstexpressie toevoegde die zowel de hoogdravendheid van Toetsjevs poëmen als de taalbarrière grotendeels ophief.
Werkelijk magistraal was de uitvoering van Sjostakovitsj' Vijf Satires, waarin de zangeres rappe declamatie en hoog oplopende uitbarstingen ten beste geeft, begeleid door razende en dikwijls ongerijmde flarden muziek. Met behoud van haar krachtige, intense timbre kwam Prokina tot een rijkgeschakeerde vertolking, waaruit alles wat in het begin zo onbehaaglijk aandeed was weggebannen. Stalen stembanden heeft ze zeker, maar hier kregen ze de souplesse van een springveer.


© Frits van der Waa 2006