de Volkskrant van 11-04-2003, Pagina 11, Kunst, Recensie
Eerste Matthäus verzorgd maar niet onberispelijk
Matthäus Passion van J.S. Bach, door Koor en Orkest van de Nederlandse Bachvereniging, jongens van het Sacramentskoor Breda en solisten o.l.v. Marcus Creed. 9 april, Vredenburg, Utrecht. Herhaling: Aardenburg (12), Naarden (13, 16-19) en Tilburg (15/4). Radio 4: 17/4, 20.00 uur.
De Nederlandse Bachvereniging, die zoals elk jaar verantwoordelijk is voor de Matthäus Passion, heeft een lastige logistieke operatie achter de rug. De lijst van medewerkenden doet een worsteling met arbeidsvoorschriften en overvolle zangersagenda's vermoeden. Voor de tien uitvoeringen die de komende dagen plaatsvinden moesten drie jongenskoren en een wisselende cast van vocalisten geëngageerd worden. Vaste factoren in deze roulerende equipe zijn, uiteraard, het Koor en Orkest van de Bachvereniging en de Engelse dirigent Marcus Creed.
Bij de eerste van die tien uitvoeringen, woensdag in het Utrechtse Muziekcentrum, was goed te horen dat Creed vooral zijn sporen heeft verdiend als koordirigent. Vooral de koralen, de momenten van bezinning in het passieverhaal, krijgen prachtig gestalte, telkens met een andere sfeer en stemming. Ook de grote koormuzieken, met hun door Bach meegecomponeerde stereo-effecten, blijven transparant en voortreffelijk in balans.
De Evangelist, tenor Markus Brutscher, laat Petrus' haan wel heel pront kraaien, maar weet met zijn extraverte declamatie het oude verhaal nieuw leven in te blazen, hierin bijgestaan door Georg Zeppenfeld, een waardige Christus. Stephan MacLeod, verantwoordelijk voor de stemmen van Judas, Petrus, Pilatus en andere bassen, zingt fraai, maar zijn voordracht verraadt een wel heel keurige opvoeding. Het aandeel van tenor Marcel Beekman is opwindender. Naast de welluidende, maar niet erg opvallende sopraan Karina Gauvin steekt Margriet van Reisen gunstig af met haar markante altgeluid, hoewel er in sommige van haar aria's een zekere onrust doorklinkt. Zo maakt de zwalkende dynamiek waarmee ze de vele overgebonden noten in Können Tränen meiner Wangen benadert een moeizame indruk.
Deze eerste Matthäus was keurig verzorgd, maar niet geheel onberispelijk. De zwakste schakel was merkwaardig genoeg het orkest, dat, hoewel het bepaald niet uit groentjes bestaat, menigmaal te kampen had met de neiging om tonen te laag neer te zetten. Deze kwaal, waarmee veel barokmusici behept zijn, deed zich niet alleen gevoelen bij hoge instrumenten als traverso's en violen, maar zelfs bij de celli. Hoewel de strelende klanken van de oboe da caccia en de puntgave viola da gamba-solo in Komm süžes Kreuz veel vergoedden, valt er voor Creed nog wel enig poetswerk te verrichten.
© Frits van der Waa 2006