de Volkskrant van 01-12-2003, Pagina 11, Kunst, Recensie
Kinderopera schitterend familie-uitje
De Roep van de Kinkhoorn, van Bart Visman en Paul Biegel. Door Opera Trionfo o.l.v. Benoît Debrock en Machteld van Bronkhorst. 27 november, Lucent Danstheater, Den Haag; tournee.
Componisten nemen graag literatoren in de arm als ze een opera willen schrijven. Komrij, Blokker, Belcampo, Mulisch, Vestdijk, noem ze maar op, ze deden het graag, met wisselend en vaker nog matig succes. Sinds afgelopen donderdag weten we dat al die componisten, op één na, voorbij hebben gezien aan een schrijver die een geboren librettist is. Die componist is Bart Visman (1962), en die schrijver is Paul Biegel (1925).
Toegegeven, hun gezamenlijk product, De Roep van de Kinkhoorn, een productie van Opera Trionfo, heeft geen andere pretentie dan een publiek van acht jaar en ouder aan te spreken. Maar die pretentie maakt de opera helemaal waar, en dat is niet niks.
Biegel, auteur van ruim vijftig boeken, waaronder Het sleutelkruid en De kleine kapitein, wilde na zijn middelbare school eigenlijk pianist worden, zo onthult het programmaboekje. Meer dan vijftig jaar later heeft die combinatie van muzikaliteit en schrijversvakmanschap geleid tot een perfect muzieksprookje, waarin taal en toon ongedwongen met elkaar rijmen, waarin alle zangers gelegenheid krijgen te schitteren en waarin klassieke, ja mythische gegevens op een nieuwe manier met elkaar gecombineerd worden.
De Roep van de Kinkhoorn gaat over de zoektocht van het meisje Maaike (met verve vertolkt door Maaike Poorthuis), dat op zoek is naar haar vader, die visser is op zee. De zeegod Triton geeft haar een kinkhoornschelp, waarmee ze de vier winden te hulp kan roepen. Helaas pakt die hulp nogal eens averechts uit, zodat het bijna twee uur duurt voor Vaders behouden terugkeer een feit is.
Het is in wezen het gegeven van de Odyssee, compleet met een verwijzing naar de lotoseters, want Maaikes vader belandt op een gegeven moment op een tropisch eiland waar hij door twee diensters zo verwend wordt dat hij niet meer naar huis wil. Ook valt hij ten prooi aan zeerovers, en wat later in het verhaal wordt hij, net als Jona en Pinocchio vÚÚr hem, opgeslokt door een grote 'wallevis'.
Visman heeft dit gegeven opgeluisterd met aanstekelijke, meezingbare muziek, met recitatieven, aria's en schilderachtige effecten, waarin ook nog ruimte is voor zowel dwarse als ontroerende noten. Bijzonder geslaagd is zijn uitwerking van de vier winden, die uitgedost zijn als Eskimo, Oosterse courtisane, Spaanse schone en cowboy, en dan ook bijpassende muziek krijgen. De zangersploeg, tien solisten en een koor, allen zo omstreeks de dertig jaar, zingt en acteert met grote overgave en een perfect gevoel voor de verschillende stijlen die Visman hanteert. In de orkestbak zetelt het eveneens jonge Muziekcollectief, dat bij de première nog niet altijd helemaal spatgelijk inzette, maar de kleurenpracht van de muziek alle eer aandoet.
Ook het oog komt niet tekort in de bonte enscenering van regisseuse Machteld van Bronkhorst en ontwerper Fer Smidt, die met veelal simpele middelen bekorende diepzeescènes, een schipbreuk en oud-vaderlandse schippersstranden visualiseren. De Roep van de Kinkhoorn is daarmee niet alleen een schitterend familie-uitje voor de decemberdagen, maar ook een voorstelling die het verdient repertoire te houden, al was het alleen maar als voorbeeld voor componisten en librettisten van grote-mensen-opera's.
© Frits van der Waa 2006