de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 23 januari 2006 (pagina 15)
Rattle laat zijn Berliner on-Duits klinken
Kyburz, Mahler, Haydn, Schönberg en Ravel, door de Berliner Philharmoniker o.l.v. Simon Rattle. 20 en 21 januari, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4 (Matinee): 24 januari, 20.02 uur.
De Berliner Philharmoniker en hun vaste aanvoerder Simon Rattle hebben muziekminnaars die het geld
ervoor over hadden een weekeind zonder weerga bezorgd - en dan moet het laatste van de drie concerten,
een Mozartprogramma met pianist Alfred Brendel, hier nog buiten beschouwing blijven. Het is intussen
over en voorbij; wat rest is nog de herhaling van de ZaterdagMatinee op Radio 4. Daarin ontbreekt
helaas het meest verbluffende onderdeel van de Berlijnse driedaagse, de bevlogen uitvoering van
Mahlers Vierde Symfonie waarmee het optreden van vrijdag besloot.
De grijze krullenbol Rattle liet hierin overtuigend horen hoe een dirigent kan doordringen in
het werk van een componerende collega. Dat Mahler nieuwe timbres en kleuren won uit ongewone
klankcombinaties, is in iedere uitvoering van zijn muziek manifest. Rattle daarentegen ging op
zoek naar de totale versmelting van kleuren, de ultieme beweeglijkheid van lijnen, en daarmee -
wat geen paradox is - naar het grootst mogelijke contrast. Ook de moderne kantjes van Mahler, de
muzikale crossfade, de scherpe montage en de illusie van ruimtelijkheid, kwamen daardoor nog
treffender naar voren.
Het is een benadering die waarschijnlijk alleen kan slagen met een orkest als de Berliner,
dat musici in zich bergt met een ongeëvenaard technisch kunnen. Het sterkst kwamen deze
kwaliteiten naar voren in de accenten, waarbij de indruk van luidheid allereerst voortkwam uit
extra markante, boventoonrijke timbres.
Mahlers Vierde is de zonnigste en de meest onbekommerde van zijn negen symfonieën,
maar de gedaanteverwisselingen die meestermagiër Rattle bewerkstelligde waren desondanks
verbluffend, vooral in het derde deel: intense weemoed sloeg hier in luttele seconden om in koddige
draaimolenmuziek. Het was dan ook een lichte anticlimax dat sopraan Sally Matthews die in het vierde
deel over de hemelse vrede kwam zingen, niet de vereiste engelachtigheid en onschuld in huis bleek
te hebben.
Even lucide was Rattles verklanking van Noesis, een recent werk van de Zwitserse componist
Hanspeter Kyburz, waarin het orkest het in snippers en kruimels opgedeelde toonmateriaal optast tot
een scherp gesneden geheel. Ook hier zorgden de gevoileerde strijkers van het Berliner voor intense
verstilling, die in het slotdeel omsloeg in bokkensprongen en exuberant optimisme.
De Haydn-symfonie waarmee het Matineeconcert opende kreeg temperamentvol gestalte, ondanks de
syncopen die je op het verkeerde been zetten. Dat bij aanvang van de daaropvolgende Variationen
van Schönberg een harpiste bleek te zijn zoekgeraakt in de Amsterdamse winkeldrukte was
kennelijk een oplosbaar probleem, maar lijkt erop te wijzen dat Rattle en zijn orkest elkaar buiten
het podium toch wat minder goed verstaan. Schönbergs ooit zo hermetisch geachte
twaalftoonsmuziek heeft voor hen geen geheimen.
In Ravels Sprookjes van Moeder de Gans ontketende Rattle een volière, toverde het
slagwerk exotische taferelen te voorschijn, en produceerden de strijkers een klank als een
liefkozend avondbriesje, waaraan niets Duits meer te bekennen viel - afgezien van het perfectionisme
natuurlijk.
© Frits van der Waa 2006