de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 8 mei 2006 (pagina 11)
Ingekorte 'Ring' zonder lassen
Wagner/Maazel: The Ring without Words, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Lorin Maazel.
5 mei, Concertgebouw, Amsterdam.
Componist Richard Wagner heeft nooit rekening gehouden met luisteraars zonder zitvlees, en ook niet
met diegenen die niet van operazang houden. De gemiddelde Wagner-opera neemt al gauw een paar uur in
beslag, en de momenten dat het orkest alleen te horen is, zonder dat erdoorheen gepalaverd wordt, zijn
schaars.
Voor juist die luisteraars en natuurlijk voor de gewone Wagner-liefhebbers bracht het Koninklijk
Concertgebouworkest vrijdagavond een geheel instrumentale, tot anderhalf uur ingedikte versie van Der
Ring des Nibelungen, het operavierluik dat in volledige vorm al gauw een uur of veertien in beslag
neemt. De auteur van deze Ring-in-zakformaat, dirigent Lorin Maazel, leidde de uitvoering in eigen
persoon. De 76-jarige maestro biedt zijn diensten als dirigent dikwijls in koppelverkoop aan met zijn
compositorische pennenvruchten. Over de kwaliteit van zijn zelfverzonnen noten valt te twisten, maar in
dit geval heeft de voordeelaanbieding orkest en publiek geen windeieren gelegd. Met dank aan het genie
van Wagner.
Grappige bijkomstigheid: ongeveer in dezelfde tijd dat Maazel werkte aan zijn The Ring Without
Words heeft ook een Nederlander zich beziggehouden met het condenseren van de Nibelungen-tetralogie.
Dat was Henk de Vlieger, componist, arrangeur en slagwerker in het Radio Filharmonisch Orkest dat in 1992
zijn The Ring, an orchestral adventure uitvoerde in hetzelfde Concertgebouw.
Waar De Vlieger al een indrukwekkend staaltje Wagnercompressie leverde, weet Maazel zijn smeedkunst
nog te overtreffen met een Ring-bloemlezing die nog minder lassen en naden vertoont. Vraag niet hoe hij
het gelapt heeft, maar het resultaat is zeer overtuigend zelfs al is een cruciaal moment als het
Doornroosje-achtige ontwaken van Brünnhilde gesneuveld. Daarentegen hoorden we hier ontegenzeggelijk
de draak Fafner uit zijn grot kruipen. De Walkürenrit, de afdaling naar de smidses van Nibelheim en
het woudvogeltje zijn vanzelfsprekend essentiële onderdelen. Opvallend is dat beide bewerkers het laatste
deel, Götterdämmerung, meer ruimte gunnen dan de voorgaande drie wat logisch is omdat
in dat slotdeel alle epische en muzikale draden samenkomen.
Maazel is natuurlijk niet voor niets een topdirigent, en het KCO deed onder zijn nijver gezwaai de
roesverwekkende kwaliteiten van Wagners muziek alle eer aan. De recente mutaties in het personeelsbestand
van het orkest waren in deze context ook goed waarneembaar: de klank van het hout is intenser, maar ook
donkerder dan vroeger, en met name de klarinetten zijn af en toe al te pregnant aanwezig. Dat sluit wel
aan bij Maazels Amerikaans getinte, soms wat ruwgebolsterde benadering van de klank: zijn collega Hartmut
Haenchen ging vorig jaar bij De Nederlandse Opera een stuk subtieler te werk. Maar die had dan ook alle
tijd.
© Frits van der Waa 2006