de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 28 augustus 2006 (pagina 11)
Oude Muziek kan feestelijker, maar is 'niet schuldig'
Festival Oude Muziek Utrecht (25, 26, 27/8). Herhaling 'Ceres, Bacchus' op 13 en 14/9
in Amsterdam. Radio 4: 27/9.
Een tafel vol kaarsen, een ouderwetse grammofoon en drie verschillende jasjes waren de
rekwisieten van Frans de Ruiter bij de Oude Muziek Lezing 2006 in de Utrechtse Paardenkathedraal.
De oprichter en oud-directeur van het Festival Oude Muziek hield een requisitoir dat er niet om loog.
Onder oude-muziekbeoefenaren, zo stelde hij, wemelt het van slechte gewoonten, zoals jakkeren,
overdrijven, vals spelen en veel te weinig studeren. Hij voorzag het van hilarische en ontluisterende
voorbeelden, alle afkomstig van in de winkel verkrijgbare cd's.
Maar, zo voerde hij ter verdediging aan, de sector wordt in financieel opzicht danig ondergewaardeerd.
Conclusie: 'Niet schuldig.' Toch moet het beter, vindt De Ruiter: 'Het bewijs ligt in de muziek zelf.
Luister, huiver en geniet.'
Dat laatste vereiste extra motivatie, toen meteen daarop de meest gespeelde dooddoener van deze
Mozart-zomer werd opgedist: het Requiem. Hoewel het aardige van het Festival nu juist is dat je er
zoveel 'nieuwe' oude muziek kunt ontdekken, zat Vredenburg stampvol. En het moet dirigent Philippe
Herreweghe en zijn musici worden nagegeven: de afgelikte boterham bleek ditmaal voortreffelijk belegd.
Prikkelender waren verkenningen in het Italië van de 17de eeuw, ofwel het Seicento, dat tot en met
3 september de rode draad vormt in dit festival. Boeiend bleek bijvoorbeeld de muziek van Salomone
Rossi, die op het kruispunt van twee culturen werkte: van de westerse madrigaaltraditie, en van de
liturgische joodse muziek, die hij op eigen wijze nieuw leven inblies. Pech dat de voor de synagoge
bedoelde stukken a cappella gezongen werden, want de vocalisten van het Ensemble Daedalus intoneren
beter als er instrumenten meedoen.
Voor componistes van kaliber moest je in de 17de eeuw in Italië zijn. Ze kwamen aan bod, Barbara
Strozzi voorop, bij het ensemble Concerto Soave. Maar de sopraan Maria Cristina Kiehr ontvlamde pas
werkelijk in een door een man gecomponeerd lamento, Proserpina gelosa van Giovanni Felice Sances.
De nieuwe muziek, zoetjesaan het festival binnengeslopen, kon niet rekenen op veel belangstelling.
Het programma dat het Asko en consorten in Vredenburg brachten, deed dan ook aan als een verzameling
strooigoed, al had alles met Venetië te maken. De zangers van Compagnie Bischoff gooiden hoge ogen
met werk van de Venetiaan Nono (nieuw) en de import-Venetiaan Willaert (oud). Maar Cornelis de Bondt
bleek in zijn Canzona L'homme armé, een voor de gelegenheid gecomponeerd werk, wel erg nadrukkelijk
op nieuwe zakken met oude wijn te trommelen.
Feest werd het zondag bij de Camerata Trajectina met Ceres, Venus en Bacchus, de eerste opera uit
de Nederlandse geschiedenis die daadwerkelijk is opgevoerd. Johan Schenck was in 1686 de componist.
Gebakkelei tussen de goden kreeg hier in een regie van spreekstalmeester Marc Krone profiel met
minimale middelen, zoals een wielerhelm voor Mercurius. 'Zonder Spys en Wyn Kan geen Liefde zyn',
luidde het motto. Des te begrijpelijker werd het dat het festival de foyer van de Kleine Zaal
heeft laten ombouwen tot een trattoria.
© Frits van der Waa 2006