de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 26 april 2007 (pagina 17)
Gedragen klanken en vreemde mixturen
Van Binsbergen, Van der Aa, Turnage en Maier door het Asko Ensemble o.l.v. Clark Rundell.
Muziekgebouw, Amsterdam, 24/4. Radio 4: 9/5, 20.00 uur.
Dwarsverbanden te over bij het jongste programma van het Asko Ensemble, dat dinsdag in het Amsterdamse
Muziekgebouw lekker oneerbiedig eindigde met een gitaarstortbad van Florian Magnus Maier. Op papier
rijmde dat aardig met de opening, Silent Movements van gitariste Corrie van Binsbergen, maar die
had nu juist haar eigen instrument helemaal weggeschreven uit haar muziek, een ingrijpende revisie van
een stuk dat ze vier jaar geleden schreef voor het Holland Festival. Met zijn gedragen klanken,
doorbroken met enkele splinters van koper en hout, is het een stuk dat in elk geval getuigt van
klankgevoel en zelfbeheersing.
In Mask van Michel van der Aa, dat zijn eerste Nederlandse uitvoering beleefde, is zoals
gebruikelijk in het werk van de 37-jarige componist een elektronische laag verwerkt, die ditmaal echter
meer vervloeit met de klank van het ensemble, waardoor vreemde mixturen ontstaan. De uit instrumentaal
gebabbel opgebouwde klankvelden zijn daarentegen een tikje amorf. Het lostrekken van stukken plakband
komt in muzikaal opzicht niet zo uit de verf. Toch is het een effectief stuk, dankzij een opbouw die via
climaxjes naar een climax toewerkt, waarna, als een coda, een reeks verijlende akkoorden volgt met
schitterende boventoonspectra.
Het oudste werk van het programma was Crying Out Loud van Mark-Anthony Turnage, een Britse
componist die soms limonadesiroop in zijn muziek doet, maar in dit werk uit 2004 met een krachtiger
brouwsel voor de dag komt. Uit een opening waarin de instrumenten elkaar toehikken in percussieve
akkoorden, ontwikkelen zich melodische lijnen die vervolgens twee aan twee door elkaar gaan lopen, wat
fascinerende klankcombinaties oplevert. Turnage doet dat zonder elektronica. De muziek beweegt zich van
geprofileerd naar pandemonium, maar komt uiteindelijk toch weer op zijn pootjes terecht.
Het afsluitende Hatching Souls van de in Nederland werkende Duitser Maier, die zelf de
zevensnarige elektrische gitaar bespeelde, bleek een spektakelstuk. De gitaarpartij is uitdrukkelijk de
aanjager; wat het ensemble toevoegt, is eerder belangrijk in termen van timbre dan van tonen. De muziek
reikt van metalig getinkel tot een pompende passage in vijfkwartsmaat, en van enorme langsspoelende
golven vol vervorming tot feëriek tinkelende klokken. Een bevreemdend mengsel van pop en gecomponeerde
muziek.
© Frits van der Waa 2007