de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 10 mei 2007 (pagina K18)
Gemis aan weerbarstigheid
Bartók - String Quartets nos 5 & 6. Arcanto Quartett. Harmonia Mundi.
Waar te beginnen als beginnend kwartet? Het Arcanto Kwartet pakt het niet kinderachtig aan, en wijdt zijn
eerste cd aan de laatste twee strijkkwartetten van Bartók. Echt beginnelingen zijn het niet:
cellist Jean-Guihen Queyras, de oprichter van het gezelschap, behoort tot de grote musici van dit moment,
evenals altiste Tabea Zimmermann en violiste Antje Weithaas.
Dat Daniel Sepec, de tweede violist, niet zošn bekendheid geniet komt doordat zijn hoofdberoep
orkestmusicus is: hij is concertmeester van de Deutsche Kammerphilharmonie in Bremen.
Hij is ook de enige die komend weekeind niet van de partij is als de overige Arcantošs hun opwachting
maken in het Concertgebouw tijdens het minifestival Een weekeind met Jean-Guihen Queyras.
Vier jaar bestaat het Arcanto Kwartet nu, wat voor een kwartet zelfs met musici van deze statuur
nog niet zo lang is, en op een of andere manier is dat te horen aan hun
Bartók-interpretaties. Het kan natuurlijk zijn dat hun technisch kunnen dusdanig groot is dat het
allemaal zo gemakkelijk klinkt, maar dan nog doet zich hier een gemis aan weerbarstigheid gevoelen.
Wel is de atmosfeer hier en daar buitengewoon subtiel getroffen, met fluisterzacht gesmoes en een burlesk
draaiorgelmuziekje dat vanuit de verte komt aanwaaien.
Desondanks maken de beide Bartók-vertolkingen als geheel een wat lieve, behoedzame indruk. Dat
geldt zelfs voor de slotpassages van beide kwartetten, die weinig finaal klinken. Prijzenswaardig is de
onderneming natuurlijk wel, mede dankzij de uitstekende opname, en wat dat betreft maakt de cd benieuwd
naar de Arcanto-versie van de eerdere vier kwartetten vooral omdat daar een paar heel ruige
bijzitten.
Mozart, Schubert, Debussy en Wolf. Formosa Quartet. EMI.
Het Formosa Kwartet komt zoals de naam verraadt uit Taiwan, bestaat ongeveer even lang als het Arcanto
Kwartet, en heeft ook net een debuut-cd uitgebracht. Hoewel het beslist een ensemble is dat door de
beugel kan dat vonden ze vorig jaar in elk geval bij de International String Quartet Competition,
waar het kwartet de eerste prijs haalde is het toch van een ander kaliber dan dat Duits-Franse
strijkersverbond van Arcanto. Mozarts Veertiende Strijkkwartet komt er heel behoorlijk uit, maar
Schuberts Quartettsatz in c bevat toch wel een paar geluiden die tegen het schrille aan liggen. In
Debussy's strijkkwartet is er veel moois, zoals het pinnige pizzicato van het tweede deel. Toch blijven
al die nuances steken in uiterlijkheden, en strijkt het gezelschap vlijtig langs de kern van het verhaal.
Hugo Wolfs Italienische Serenade is daarvoor minder gevoelig. Ook hier snuift Joseph Lin, die in
drie van de vier composities de eerste viool speelt, aandachtig door de muziek heen.
Górecki: String Quartet No.3. Kronos Quartet. Nonesuch.
Het Kronos Kwartet is bepaald geen nieuwkomer, en dat geldt evenmin voor de Poolse componist Henryck
Górecki, wiens eerste twee strijkkwartetten al uitvoerig door het ensemble onder de aandacht
gebracht zijn. Op het Derde Strijkkwartet moesten ze lang wachten: Górecki stuurde ze het
pas in 2005 toe, tien jaar nadat hij het voltooid had. Het is muziek van een ongelooflijk eenzijdige
somberheid, die zo lang blijft steken in met dissonanten opgeluisterde herhaalde patronen, dat die paar
keren dat er een ongerepte majeurklank doorheen breekt het effect hebben van een verlossing. Van de 50
minuten zijn er vijf afwijkend, want snel, maar ook hier blijft de muziek drammerig. Daar moet je van
houden. De ijzervreters van het Kronos spelen
het wel bijzonder goed.
© Frits van der Waa 2007