de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 24 januari 2008 (pagina K18)
Jonge violiste is geen doetje
Hartmann: Concerto funèbre, Suites, Sonates. Alina Ibragimova, Britten Sinfonia o.l.v.
Jacqueline Shave. Hyperion.
Daar heb je de eerste violiste van de nieuwe lichting toptalenten. 22 jaar, geboren in Rusland, op haar
10de verhuisd naar Engeland, en al twee cd's op haar naam. Alina Ibragimova is geen doetje. Was haar
debuutplaat nog vrij simpel gewijd aan Bach, op haar tweede cd zet ze haar tanden in het werk van Karl
Amadeus Hartmann, een componist die in vakkringen hoog staat aangeschreven, maar daarbuiten grotendeels
vergeten lijkt te zijn. Ten onrechte, want de muziek die Ibragimova hier bij elkaar brengt, liegt er niet
om.
Vooral verrassend is het viertal Suites en Sonates voor viool solo dat Hartmann componeerde
in 1925, toen hij net zo oud was als Ibragimova nu. Vreemd dat deze toch al heel volwassen muziek niet af
en toe eens opduikt op de podia of misschien ook niet, want zo op het gehoor zijn deze stukken
duivels lastig om te spelen. De muziek is dikwijls minutenlang consequent tweestemmig, maar de violiste
draait er blijkbaar haar hand niet voor om. De ietwat weerbarstige toontaal klinkt bij haar zelfs zo
vanzelfsprekend, dat de vraag rijst of de componist het niet minder rimpelloos bedoeld heeft, zeker als
je aanwijzingen in de titels aantreft als: 'Sehr wild und roh im Vortrag'.
Nog imposanter is het Concerto funèbre uit 1939, toen het al helemaal misging in Duitsland.
Het is sombere muziek, met een ingehouden, maar daarom niet minder groot pathos. Ibragimova ontplooit een
licht harsige toon op haar Guarneri-viool, en het strijkorkest Britten Sinfonia biedt vurig weerwerk.
Tüür: Magma. Evelyn Glennie, Estonian National Symphony Orchestra o.l.v. Paavo Järvi
e.a. Virgin.
De Estlandse componist Erkki-Sven Tüür (1959) ontlokt in zijn The Path and the Traces ook
al allesbehalve poezelige klanken aan een strijkorkest. Het stuk is opgedragen aan zijn landgenoot Arvo
Pärt, maar in muzikaal opzicht klinkt er weinig verwantschap in door, al gaat Tüür hier
wel wat ingehoudener te werk in zijn Vierde Symfonie, die niet ten onrechte de ondertitel
Magma draagt en waarin slagwerkster Evelyn Glennie een flink deel van het vulkanisme voor haar
rekening neemt. Tüür tapt zijn orkestraal lava uit vele vaatjes zo kun je er Ligeti in
beluisteren, maar ook Zappa en weet toch alles binnen één bedding te houden.
Silvestrov: Bagatellen und Serenaden. Alexei Lubimov. Münchener Kammerorchester o.l.v. Christoph
Poppen. ECM.
De drempelverlagende werkjes van de Oekraïense componist Valentin Silvestrov (70) die ECM bijeen
heeft gebracht kunnen evenveel aanspraak maken op het etiket 'grote muziek' als aftreksels van kamille of
brandnetels op de betiteling 'thee'. Het is misschien wel gezond, maar er zit weinig smaak en kleur aan.
De tinkelende, niet-uitgeschreven, door de componist zelf gespeelde Bagatellen klinken op zijn
best Chopinesk en op zijn slechtst als achtergrondgeneuzel. De overige stukken (met o zo poezelig
strijkorkest) zijn al even lauwwarm.
Kantsjeli en Tavener. Maxim Rysanov, Liepãja Symphony Orchestra e.a. o.l.v. Máris Sirmais. Onyx.
Ook Gija Kantsjeli en John Tavener schrijven quasi-diepzinnige muziek die je doet wensen dat ze na hun
65ste van hun pensioen waren gaan genieten. Kantsjeli laat altviolist Maxim Rysanov temen in verre
zuchten en maakt dan het publiek aan het schrikken met heftige, maar korte bombast. Tavener zevert op
soortgelijke wijze, maar dan in Middeleeuwse toonladders met uitgerekt kerstkoor en grote trom.
© Frits van der Waa 2008