Osiris Trio: pianotrio's van Tsjaikovski en Bloch. Cobra.
Over Tsjaikovski is tijdens en na zijn leven heel wat afgeschamperd. Vooral bij de traditionalisten
lag hij slecht. Een van zijn vijanden, de criticus Eduard Hanslick, schreef in 1899 over zijn Pianotrio:
'Het hoort tot de zelfmoordenaars onder de composities, namelijk tot diegene die door hun onbarmhartige
lengte zichzelf om zeep brengen.' Het kan natuurlijk zijn dat de musici daarbij een handje geholpen
hebben. In handen van het Osiris Trio, dat een bijzonder fraaie opname van het Pianotrio werk heeft
gemaakt, klinkt het helemaal niet langdradig, ook al duurt het wel drie kwartier.
Het is de eerste cd van het trio met violist Vesko Eschkenazy, die Peter Brunt is opgevolgd. Eschkenazy's
aandeel voegt nog een tiende punt of daaromtrent toe aan de kwaliteit van het ensemble, dat op een schaal
van 1 tot 10 al nooit onder de negen dook. Maar de stuwende kracht in de Tsjaikovski-vertolking is Ellen
Corver, die de hels moeilijke pianopartij de zwaarste uit Tsjaikovski's hele oeuvre een
warmte en lyriek ontwringt die voor een belangrijk deel stoelt op haar vermogen het zwart-en-witte
toetsenbord om te toveren tot een fascinerende waaier aan kleuren. Eschkenazy en celliste Larissa
Groeneveld verdiepen en accentueren die tinten voortdurend. Dat het Pianotrio in weerwil van zijn
lengte blijft boeien is voor een belangrijk deel te danken aan de thermiek die de componist in het tweede
deel, een reeks variaties, heeft aangebracht, waardoor de aanvankelijke zwaarte van het stuk verkeert
in een aan luchtigheid grenzende dwarreling van muzikale gedachten al gaat Tsjaikovski ook hier
het exuberante niet uit de weg. Zo blijft Hanslicks zelfmoordenaar tot het eind toe springlevend.
Een beetje slordig is dat de cd-verpakking overal spreekt van het 'pianotrio in A', terwijl het gaat om
een werk in a mineur.
De Drie Nocturnes van Ernest Bloch fungeren adequaat als opvullertje, maar transporteren het gehoor
naar een heel andere, meer ingekeerde wereld.
Florestan Trio: pianotrio's van Dvorák en Suk. Hyperion.
Het Engelse Florestan Trio heeft wel eens opgetreden in het Concertgebouw, maar is in Nederland toch
geen begrip. Hun cd met de eerste twee pianotrio's van Dvorák logenstraft die geringe bekendheid. Het
ensemble levert soepel en transparant spel, waarmee het de behaaglijke klanken van Dvoráks muziek
nog smeuïger maakt. Dvoráks melodische inspiratiebron loopt nooit droog, en brengt van tijd tot tijd
ook vurige vlammetjes voort, vooral in de beide scherzo's. Het pianospel van Susan Tomes is elegant
en charmant, en de beide strijkers, Anthony Marwood en Richard Lester, weten wat kwelen is. Het
intermezzo, een Elegie van Dvorák-leerling Josef Suk, verplaatst de luisteraar naar een beduidend
introvertere atmosfeer.
Zukerman Chamber Players: kwintetten van Dvorák en Mozart. Altara.
Violist Pinchas Zukerman (59) heeft in 2003 een viertal jonge strijkers om zich heen verzameld, met
wie hij als de Zukerman Chamber Players de internationale podia bereist en ook een aantal cd's heeft
opgenomen. Kwintetten van Mozart horen tot het geliefde dieet van het ensemble, en geef ze eens ongelijk.
Toch is de leest waarop Zukerman het kwintet KV 593 schoeit wat negentiende-eeuws van makelij, waardoor
de muziek nogal tempestueus klinkt en sprankeling ontbeert. Mozart dient met meer tact benaderd te
worden.
De wat vlezige benadering van Zukerman en consorten past beter bij het kwintet op.97 van Dvorák,
waar ze leidt tot lust en vertier.
Klunzig is wel dat op de cd-verpakking vermeld is dat het kwintet in de toonsoort 'E Major' staat, waar
het een werk in Es grote terts betreft.
© Frits van der Waa 2008