de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 27 mei 2008 (pagina 17)
Adams redt zoetig sprookje met orkestrale magie
A Flowering Tree, opera van John Adams, door het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor
o.l.v. John Adams. 24 mei, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4, vanavond om 20.00 uur.
Jezelf in een boom kunnen veranderen heeft voor- maar ook nadelen. Daarover gaat de meest recente
opera van John Adams, A Flowering Tree, die zaterdag in concertvorm zijn Nederlandse
première beleefde in de matinee.
De niet zo heel voor de hand liggende voordelen van deze metamorfosekunst zijn dat er bloemen aan je
groeien die je kunt verkopen of gebruiken ter verbetering van je plezier in bed. Het eigenlijk erg
evidente nadeel is dat je als boom iemand anders nodig hebt om je weer terug te veranderen in een
mens. Dat is ook precies wat er fout gaat in deze opera, die gebaseerd is op een oude volksvertelling
uit Zuid-India.
Na zijn kernbomopera Dr. Atomic had de nu 61-jarige Adams behoefte aan een wat lichtvoetiger
onderwerp, en bovendien kreeg hij voor het Mozartjaar 2006 de opdracht om een stuk te schrijven dat iets
met Die Zauberflöte te maken moest hebben. Vandaar zijn keus voor dit sprookje over twee
geliefden die lange tijd gescheiden zijn en waarin de macht der muziek een rol speelt.
Mozart komt niet rechtstreeks voor in de partituur, maar inspireerde Adams wel tot het hanteren van
een overwegend licht en transparant klankbeeld.
In Amsterdam leidde de componist zelf het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor. Bovendien
had hij de voltallige oorspronkelijke cast van de anderhalf jaar terug uitgevoerde première
meegenomen. Nu zijn dat er maar drie: een verteller (Eric Owens) en de twee geliefden, de boommevrouw
Kumudha en een naamloze prins (Jessica Rivera en Russell Thomas). Voor een opera van twee uur is dat
wat beperkt, ondanks de stevige duiten die het Groot Omroepkoor in het zakje deed. Eigenlijk heeft
Adams, samen met zijn co-librettist Peter Sellars, het ongecompliceerde verhaal wat erg ver uitgesmeerd.
En eigenlijk is A Flowering Tree met dat koor en die verteller ook eerder een ietwat werelds
oratorium dan een opera.
Volgens de verteller gaat de opera over 'liefde, pijn en dan weer liefde', en dat vindt zijn weerklank
in een grote structuur die van majeur naar mineur gaat en vice versa.
Vooral het eerste deel is daardoor erg zoetig. De door de prozaïsche teksten gedicteerde kwispelmelodie
maakt het er niet beter op. Hoe smaakvol en naturel de zangers zich ook van hun taak kwijten, de
expressie is meestal erg eenvormig.
Adams compenseert dat met de orkestrale magie waar hij het patent op heeft. Het zoemend en gonzend
klankgemiddelde blijft voortdurend verrassen door pulserende kleurmengsels en bij tussenpozen hevig
oplopende ritmische opwinding. Het kostte de componist zelf een enkele maal hoorbaar moeite om alles
netjes op zijn plaats te krijgen.
Grandioos zijn de twee simpele blokfluitjes die tijdens Kumudha's metamorfoses een soort lokroepbeurtzang
aanheffen. Maar het mooist en spannendst zijn toch de momenten waarop Adams de tonale fundamenten van
zijn idioom aantast door ze in akoestische mist te hullen of er harmonische aardverschuivingen op los
te laten. Die hadden gerust wat talrijker mogen zijn.
© Frits van der Waa 2008