Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 3 april 2009 (pagina 14)

Magere nood-Matthäus kan er best mee door

Bach: Matthäus Passion. 1 april, Concertgebouw, Amsterdam.

Tenor Mark Padmore heeft reden om het Fonds voor de Podiumkunsten dankbaar te zijn. Dat trok vorig jaar de subsidie aan Ton Koopman en zijn Amsterdam Baroque Orchestra in, met als gevolg dat het ensemble zijn geplande uitvoering van de Matthäus Passion in het Concertgebouw moest afzeggen. IJlings werd het Engelse Orchestra of the Age of Enlightenment geëngageerd. Dat krijgt evenmin subsidie, maar is blijkbaar wel in staat om kostendekkend een Bachpassie te leveren.

Wellicht heeft dat te maken met de rol van Padmore, die niet alleen de partij van de evangelist vertolkt, maar ook de muzikale leiding voert. Dat spaart een dirigentenhonorarium uit. Verder zet Padmore naar de mode van deze tijd voor de complete Matthäus niet meer dan acht zangers in. Dat scheelt flink.

Muzikaal scheelt het helaas ook, vooral in het openingskoor, waar Bach toch echt negen verschillende stemmen voorschrijft: twee vierstemmige koren plus een hoge koraalmelodie in lange noten. Het is wel het toppunt van zuinigheid om die melodie er nauwelijks hoorbaar door een orgeltje doorheen te laten piepen, zoals Padmore doet.

In overige opzichten is de ensemblezang een overtuigend pleidooi voor de theorie van de magere Matthäus. De grote koordelen klinken niet minder indrukwekkend, de Blitze en Donner flitsen rap heen en weer, en korte tussenwerpsels als Wo? klinken niet langer of het koor een voet tussen de deur zet.

Frappant is ook de grote eensgezindheid van het gezelschap. Padmore dirigeert namelijk helemaal niet. Hij heeft de uitvoering kennelijk zo degelijk voorbereid dat hij zich helemaal kan toeleggen op zijn rol van evangelist. Dat doet hij overtuigend, met een stem die tot in de topnoten helder blijft stralen. Ook de soepele, warme bas van Roderick Williams, die onder meer de Jezuspartij zingt, is een lust voor het oor.

Heel anders is het helaas gesteld met de tweede bas, Charles Gibbs, die zo beslagen klonk dat je mag hopen dat hem niets ernstigers scheelt dan een verkoudheid. De overige zangers leveren als solisten prettige doorsneezang.

Het orkest speelt fraai, maar op den duur treedt een zekere matheid in, en dan wreekt zich toch het gemis van een echte dirigent die de musici scherp houdt. Maar voor een nood-Matthäus kan deze uitvoering er best mee door.


© Frits van der Waa 2009