de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 februari 2010
Excentrieke barok klinkt als een hoorspel
Rebel, Zelenka, Telemann en C.P.E. Bach, door het Freiburger Barockorchester o.l.v. Gottfried von der Goltz. 19 februari, Concertgebouw, Amsterdam.
Biber, Monteverdi en Boogman door de Holland Baroque Society o.l.v. Andrea Marcon en het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Klaas Stok, 20 februari, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 23/2, 20.02 uur.
Soms is muziek net een hoorspel, en toevallig leken twee opeenvolgende programma's in het Concertgebouw opgehangen aan dat gegeven. Het begon vrijdagavond met de schokkend moderne oersoep (Le Cahos) die het Freiburger Barockorchester opdiende aan het begin van de suite Les élémens. Uit die clusterklank maakten zich vervolgens water- lucht-, aarde- en vuurmotieven los, en kreeg de muziek een iets normaler aanschijn, al bleef barokcomponist Jean-Féry Rebel veel verrassingen in petto houden: zo klonk er ook een deeltje met nachtegalen.
Het Duitse orkest maakte er topamusement van. Het iets abstractere vervolg van het programma illustreerde dat ook Telemann, Jan Dismas Zelenka en Carl Philipp Emanuel Bach door het orkest met reden als Barocke Exzentriker worden aangemerkt. Zelenka's Capriccio bevatte een kleine maar acrobatische bijdrage van hoornist Teunis van der Zwart. Telemann leefde zich in zijn concert voor blokfluit en fagot uit in doorgeef-, imitatie- en echospelletjes tussen de twee ogenschijnlijk zo tegengestelde solo-instrumenten. C.Ph.E. Bach ten slotte haalt in zijn proto-klassieke Symfonie in D allerlei stunts uit die zijn vader vast veel te modern gevonden zou hebben.
Bij de ZaterdagMatinee ging het er nog heftiger aan toe in een Batallia van Biber, compleet met laveloos lallende soldaten en kanonschoten, verbeeld met de knallende pizzicati die Bartąók 250 jaar later opnieuw zou uitvinden. De Holland Baroque Society staat iets lager in het klassement dan de Freiburgers, maar weet ook van scoren. Bibers stuk was een perfecte introductie voor Il Combattimento di Tancredi e Clorinda van Monteverdi, waarin bariton Furio Zanasi op welsprekende manier het verhaal vertelde van de twee gelieven die een duel met fatale afloop uitvechten.
Het grote koorwerk La Passione della Parola, tussen 2000 en 2004 gecomponeerd door Willem Boogman, sloot daar niet eens zo slecht op aan. Nu waren er legio aansluitmogelijkheden, want dit stalenboek van koortechnieken bestrijkt een scala dat reikt tot subtiele mengsels van gefluit, tongklikjes en andere verwijdingen van het vocale domein.
Het Nederlands Kamerkoor realiseerde dat alles met een ogenschijnlijk superieur gemak, maar kon niet voorkomen dat het grote opus bedolven raakte onder zijn eigen verfijningen. De tekst een voortdurend van taal verschietend knip- en plakwerk uit allerlei bronnen ontbeert samenhang, wat zijn weerslag heeft in de muziek. Boogman is componist genoeg om het vrijwel voortdurend mooi te laten klinken. Maar intussen dringt de vraag zich op wie nu moderner was: Rebel in 1738 of Boogman in 2010.
© Frits van der Waa 2010