de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 18 maart 2010
Sterk duet flugelhorn met koor
Werk van Tsoupaki, Lemeland, Gouttenoire en Burgan, door het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Klaas Stok. 16 maart, Muziekgebouw, Amsterdam. Herh.: 19/3, Utrecht. Radio 4: 24/3, 20.00 uur.
Een flugelhorn, een altviool, een dwarsfluit en een duduk: het lijkt een interessante combinatie, maar het Nederlands Kamerkoor heeft dat een andere draai gegeven. De vier instrumentalisten doen afzonderlijk hun zegje, maar wel samen met zestien zangers. Het project heet dan ook NKK+. Een van de stukken bestond al, voor de overige zette het gezelschap drie componisten aan het werk. De opbrengst is een divers, maar samenhangend programma, waarin het Kamerkoor weer eens kan laten horen hoe goed het thuis is in hedendaags repertoire.
Dat dit repertoire voor een flink deel van Franse signatuur is, valt nauwelijks te horen. De enige die zich van de Franse taal bedient, is de 77-jarige Aubert Lemeland, die in 2007 al aan zijn opus 227 toe was. Dat werd Paysages lointains, waarin het Kamerkoor vergezeld wordt door een altviolist, Emile Cantor. Hoewel Lemeland hem heeft bedacht met een aantal melodieuze soli, gaat het geluid van de altviool al te makkelijk op in de koorklank, die in dit vierdelige stuk bovendien erg vol gestapeld en van een weinig transparante complexiteit is.
Van de Franse tekst valt trouwens bijna even weinig te verstaan als van het Armeense gedicht dat Philippe Gouttenoire met Tes mots... van muziek voorzien heeft. Het is een prikkelend stuk, met een avontuurlijke behandeling van de koorzang, zoals versnipperende akkoordvelden, nevelig gemurmureer, lip- en tongwerk en geleide improvisatie. Het aandeel van Raphaela Danksagmüller is aan de bescheiden kant, wat erg jammer is, omdat de duduk, een dubbelrietinstrument uit Armenië een klaaglijke klank heeft die wonderbaarlijk goed mengt met stemmen, maar zich daar door zijn ietwat nasale karakter toch weer scherp van onderscheidt.
Imposant maar iets te heterogeen is Het zielebladje, waarin de 50-jarige Fransman Patrick Burgan teksten van onder anderen Guido Gezelle verklankt. Er is opnieuw weinig van te verstaan, maar tijdens de uitbeelding van een passage met de woorden 'Het zwaluwt en 't zwiert en 't swatelt' kwinkeleren de stemmen als een volle volière door elkaar heen. Een fuga op 'de hazel-noot' maakt daarnaast een nogal geconstrueerde indruk. Dwarsfluitiste Noor Kamerbeek is bedeeld met een veelzijdige mix van melodieën, akkoordbrekingen en gesputter in diverse registers. Het slotdeel over een blaadje dat op het water drijft is een zee van golvende harmonieën.
De combinatie van koor en solo-instrument krijgt zijn krachtigste uitwerking in La Noche van de Grieks-Nederlandse componiste Calliope Tsoupaki. André Heuvelmans flugelhorn (een soort trompet met een wijdere beker) produceert riante, brede lijnen, en het koor declameert de tekst van Pablo Neruda op gonzende, in duidelijke toonaarden gewortelde akkoorden. Er zijn tekstloze tussenspelen, waarin de sopranen de gewelfde melodieën van de flugelhorn beantwoorden.
Opvallend is hoe behendig Tsoupaki de muzikale 'ruimte' benut nu eens blijft de klank klein, laag en dicht bij de grond, om dan weer uit te botten in hemelhoog reikende bogen. Na de ruige, met veel Griekse liturgische zang doorspekte Lucaspassie die Tsoupaki twee jaar geleden in het Holland Festival ten doop hield, treft La Noche door zijn beheersing en beknoptheid.
© Frits van der Waa 2010