de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 20 maart 2010
Dit stuk is ter redactie iets te drastisch ingekort. De geschrapte zin is in blauw weergegegeven.
Absorberend monodrama
Émilie, van Kaija Saariaho, door de Opéra national de Lyon, o.l.v. François Girard en Kazushi Ono. 18 maart, Muziektheater, Amsterdam. Herh. 20 en 21/3.
Émilie du Châtelet omklemt het grote boek, haar vertaling van Newtons Principia Mathematica, alsof het een baby is. Het is duidelijk dat haar liefde eerder daarnaar uitgaat dan naar het ongeboren kind in haar schoot, dat haar het leven zal kosten.
Dood en liefde vinden in Émilie van Kaija Saariaho een complement in wetenschap en emotie. Dat zijn hier niet zozeer tegengestelden als wel grootheden die elkaar aanvullen. Die combinatie is even kenmerkend voor Saariaho's muziek als voor het uitgebalanceerde libretto van Amin Maalouf.
Saariaho, in 1952 geboren in Finland, heeft zich in Parijs bekwaamd in elektronica en computermuziek, en gold dertig jaar terug al als een belofte. Die heeft ze de afgelopen tien jaar meer dan ooit waargemaakt met opera's waarin innerlijke zoektochten worden geschraagd door muzikale en menselijke knowhow. Émilie, de derde in een reeks, is een absorberend monodrama over de even adellijke als geniale Émilie du Châtelet (1706-1749). Saariaho schreef het werk voor haar landgenote sopraan Karita Mattila, met wie ze al jaren samenwerkt, en die nu ook in twee van de drie Nederlandse voorstellingen de enige rol vertolkt.
In negen taferelen toont Mattila de verschillende facetten van Émilie's persoonlijkheid, gedragen door een bescheiden orkest dat onder aanvoering van Kazushi Ono een klankweelde ontvouwt die reikt van oplaaiende lyriek tot ongrijpbare geruisen.
Het ruimtelijk uitgestuurde getwinkel van een klavecimbel speelt een voorname rol, evenals elektronische transposities van Mattila's stem, die wonderlijke vocale schijngestalten teweegbrengen. Neerwaartse glissandi verklanken dood en vergetelheid, maar er is ook ruimte voor een bescheiden fanfare en heroïsche akkoorden die de immense omvang van de kosmos beklemtonen.
Ook het decor benadrukt dat: middenin staat Émilies schrijftafel, overkoepeld door een reusachtig planetarium, dat voortdurend, soms haast onmerkbaar in beweging is. Het moment suprême doet zich voor in het vierde tafereel, wanneer tijdens een wetenschappelijke uiteenzetting over kleurenleer alle planeten op één rij belanden, terwijl het muzikale weefsel wordt teruggebracht wordt tot één enkele toon, waarin natuurlijk toch weer een menigte aan klankkleuren schuilgaat. Als dat geen goddelijk inzicht is, is het in elk geval een sterk staaltje van illusiekunst.
© Frits van der Waa 2010