de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 2 april 2010
Christus van acceptabele doorsneekwaliteit
Matthäus-Passion van J.S. Bach, door The King's Consort & Choir o.l.v. Robert King. 31 maart, Concertgebouw, Amsterdam.
Het regent al dagen passies in den lande, en dan vooral in het Amsterdamse Concertgebouw. In de negen dagen voor Pasen trekt daar een stoet van zes gezelschappen langs, die reikt van het Koninklijk Concertgebouworkest tot de Koninklijke Christelijke Oratoriumvereniging Excelsior, bij elkaar goed voor zes keer een Matthäus en één Johannes. Deze muzikale monocultuur blijft gretig aftrek vinden. Ook woensdag zat er weer een uitverkocht huis klaar, ditmaal voor een Matthäus van Engelse bodem, de enige in het rijtje die van over de grens kwam.
In numeriek opzicht hoorde de uitvoering van The King's Consort & Choir tot de solide middenklasse, met een kleine veertig koorzangers onder de motorkap. Die worden niet aldoor allemaal tegelijk ingezet, omdat Bach een dubbelkoor voorschrijft, waarmee theatrale echo-effecten worden gerealiseerd.
Het King's Choir was de sterke troef in deze uitvoering, samen met evangelist James Gilchrist, die deze functie ook al vrijdag en zondag op hetzelfde podium vervulde, en met zijn stralende geluid voor een belangrijk deel van de paasdramatiek zorgde. Vooral in de koralen demonstreerde het koor zijn vermogen om uiteenlopende stemmingen te verklanken.
De Christus, Benjamin Davies, leverde een acceptabele doorsneekwaliteit, net als de overige solisten. Naast de sopraan Julia Doyle, wier blanke geluid een zekere prilheid verraadt, stond de doorgewinterde bas David Wilson-Johnson, die tot en met het Welt, geh' aus! Lass Jesum ein! van zijn laatste aria de theatrale aspecten benadrukte. Het huivervibrato in de aangename stem van alt Diana Moore bleek helaas een constante factor. De Siegfriedneigingen van tenor Joshua Ellicott waren gelukkig minder persistent, al slaagden zijn pogingen gevoelvol over te komen eigenlijk alleen waar hij er het minste moeite voor deed, in de lange vibratoloze tonen.
King, wiens slag zich kenmerkt door roerende bewegingen in de lucht, had hier en daar wat problemen met de coördinatie tussen orkest en koor. Hoewel vooral het slotkoor van het eerste deel, O Mensch bewein dein Sünde Gross had te lijden onder stemmings- en concentratieproblemen revancheerde het gezelschap zich in de tweede helft met alert spel, spitse massasprintjes en een immer troostrijk Sanfte Ruhe tot slot.
© Frits van der Waa 2010