de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 30 september 2010
Drie Franse tovenaars
Ravel: pianoconcerten/Miroirs. Pierre-Laurent Aimard en Cleveland Orchestra o.l.v. Boulez. DG.
Hier zijn drie Franse tovenaars aan het werk. Pierre Boulez, de dirigent met de röntgenbril die dwars door een partituur heenkijkt. Pierre-Laurent Aimard, de pianist die de noten met evenveel gemak uit zijn mouw schudt als een valsspeler kaarten. En Ravel, de componist die alleen het hoogstnoodzakelijke opschreef, of het nu ging om een karige melodielijn of een stralend orkestoppervlak vol wriemelende glittertjes.
De twee pianoconcerten zijn ook nog eens live opgenomen, wat in de huiskamer resulteert in een klank met een aanzienlijk dynamisch bereik. Maar de vleugel en het orkest complementeren elkaar als dansers in een pas-de-deux, zowel in het nu eens bitse, dan weer parmantige linkerhandconcert als in het joyeuze Concert in G, waarin Ravel effecten bereikt die doen denken aan een dubbelbelichte foto, maar ook aan een revue vol clownerieën en jongleurs. Aimard schittert solo in het ruim 25 jaar oudere Miroirs.
Janine Jansen en Itamar Golan. Beau Soir. Decca.
Op haar zevende cd laat Janine Jansen zich van haar Franse kant zien. Hoekpunten zijn de vioolsonates van Debussy en Ravel, met daartussen als dragende pijler het ten hemel strijkende Thème et variations van Messiaen. Achter het tussenliggende strooigoed schuilt een scherpe logica. Tussen Beau soir van Debussy en Après un rêve van Fauré ontvouwt zich namelijk een waar nachttraject, waaraan de in 1968 geboren componist Richard Dubugnon een aantal speciaal voor Jansen geschreven bijdragen levert. Zijn in- en uitslaapmuziekjes zijn goed gemaakt, maar wekken de suggestie dat de ontwikkelingen in de Franse muziek al tachtig jaar terug zijn stilgezet.
Jansen, die kort na het opnemen van deze cd al haar afspraken moest afzeggen wegens overwerktheid, peurt het opperste aan poëzie en subtiliteit uit deze bloempjes en boeketten, in nauwe samenspraak met pianopartner Itamar Galan. Op 31 oktober gaat ze weer op pad, en staat dan binnen een maand meteen weer twaalf keer op het podium. Als dat maar goed gaat.
Paganini: 24 Caprices. Julia Fischer. Decca.
'Niemand vraagt ooit of je Paganini hebt gehoord, maar alleen of je hem hebt gezien.' Zo klaagde de grote violist Paganini zelf ooit in een brief. Violiste Julia Fischer zal het hartgrondig met hem eens zijn. De vierentwintig lansen die ze breekt op haar nieuwste cd gelden allereerst de componist Paganini en pas in tweede instantie de virtuoos. Hoe halsbrekend de 24 Caprices voor viool solo ook mogen zijn, het zijn allereerst zeer diverse muzikale verhalen met een kop en een staart en een slimheid van constructie die meer dan eens aan Bach doet denken. De technische wapenfeiten zijn daaraan ondergeschikt, op een enkele passage na, zoals een in octaven gespeelde melodie die zonder dat kunststukje echt beter zou klinken. Het spel van Fischer is even puntig en uitgebalanceerd als de stilettohakken die ze op de achterzijde van het cd-doosje draagt.
© Frits van der Waa 2010