de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 23 april 2014
Bezonken en bespiegelend
Harrison Birtwistle: Chamber Music. Till Fellner, Adrian Brendel e.a. ECM.
Met het klimmen der jaren neigen veel componisten naar versobering, en bij Harrison Birtwistle (binnenkort 80) is dat niet anders. De allerspaarzaamste stukken op de nieuwe ECM-cd met kamermuziek van zijn hand zijn gebaseerd op de al even karige gedichten van de Amerikaanse dichteres Lorine Niedecker.
Birtwistle heeft ze gezet voor een sopraan en een cello, alsof het klinkende haiku's zijn. De cello (Adrian Brendel) ondersteunt met gesmoorde geluiden en de zangeres (Amy Preston) stijgt op tot de ijlste hoogten. Het omvangrijkste werk is Bogenstrich, een combinatie van gezongen en instrumentale delen. Brendel krijgt hier gezelschap van pianist Till Fellner en bariton Roderick Williams.
Ook hier is de stemming - binnen een modern-atonaal idioom - bezonken en bespiegelend, al klinkt één deel (Wie eine Fuge) zeer doortimmerd. Het pianotrio uit 2011 is het mooiste stuk van deze samenhangende cd. Samen met violiste Lisa Batiasjvili trekken Fellner en Brendel door een steeds variërend landschap, een tocht die ondanks heftige momenten vooral een serene indruk nalaat.
Johannes Verhulst: String quartets op. 6. Utrecht String Quartet. MDG.
Van Johannes Verhulst (1816-1891) kennen sommige mensen alleen de naar hem vernoemde straat in Amsterdam, maar hij was een van de belangrijkste Nederlandse componisten van de 19de eeuw. Hij was een generatiegenoot van Wagner, Liszt en Verdi, maar aanmerkelijk behoudender.
Zijn grote voorbeeld was Mendelssohn, wat doorklinkt in de zonnige, opgewekte toon van de beide strijkkwartetten die hij in 1839 componeerde, maar epigonenmuziek is dit niet, daarvoor bevat ze voldoende eigen elementen. Je zou niet zeggen dat dit het werk van een 23-jarige is. Het Utrecht String Quartet levert vertolkingen die er zijn mogen. De parallelle octaven zijn niet altijd even spatzuiver, maar dat is dan ook een van de allerlastigste aspecten van het kwartetspel.
Zamponi: Ulisse all'isola di Circe. Clematis e.a. o.l.v. Alarcon. Ricercar (2 cd's).
Ook in de 17de eeuw verspreidden muzikale modes zich snel. Dat is te horen aan Ulisse all'isola di Circe van Gioseffo Zamponi, die in 1650 in Brussel zijn premi¸re beleefde de eerste opera die in de Lage Landen werd opgevoerd.
Zamponi wist van wanten. Hij was blijkbaar goed op de hoogte van de vernieuwingen die Monteverdi in Venetië tot stand had gebracht: een aantal elementen lijken rechtstreeks ontleend aan diens Poppea, zoals een liefdesduet op een ostinate bas tussen Ulisse en Circe. Ook is er een prominente travestierol voor een dame op leeftijd, waarvoor helaas weer countertenor Dominique Visse met zijn Eucalypta-achtige gekakel van stal is gehaald. Céline Scheen en Furio Zanasi zijn fraai in de hoofdrollen en de kibbelende goden Mercurius en Venus (Zachary Wilder en Mariana Flores) ook. De musici van het orkest Clematis beschikken over een ware kleurdoos aan instrumentale tinten, waarmee ze het soms iets te bont maken.
© Frits van der Waa 2014