Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Niet geplaatst artikel voor de Volkskrant, 18 december 1987


Intensiteit kenmerkt cellospel Bijlsma

Muziek van Beethoven, door Anner Bijlsma, cello, en Stanley Hoogland, fortepiano. In: het Concertgebouw, Amsterdam.

Het slotakkoord is nog niet verklonken of Anner Bijlsma zwiept de violoncello van zijn knie, het instrument lijkt haast te vallen, maar nee, losjes blijft de klankkast tussen een paar gespreide vingers hangen. Zo ontlaadt zich de opperste concentratie en spankracht, die Bijlsma in iedere noot heeft weten te leggen.
Anner Bijlsma is de unieke cellovirtuoos die evengoed thuis is in Barok en Romantiek als in het moderne repertoire, en (misschien wel daardoor) als een eigenaardige zwerver nu eens hier, dan weer daar opduikt in de Nederlandse muziekwereld. Dit seizoen brengt hij onder auspiciën van het Nederlands Impresariaat een eigen concertreeks. De serie, zes programma's waarin hij telkens met andere musici en ander repertoire verschijnt, loopt in Amsterdam en Utrecht; losse concerten daaruit gaan ook in een aantal andere plaatsen.
In de derde aflevering van de reeks, een Beethoven-programma, werkt Bijlsma samen met Stanley Hoogland, de pionier van de fortepiano, die voorloper van de moderne vleugel.
In Beethovens tweede, derde en vijfde cellosonate, en de variaties over Mozarts Bei Männer welche Liebe fühlen laat het duo spiritueel en geconcentreerd samenspel horen. De visuele tegenstelling die het koppel biedt is daarmee in merkwaardige weerspraak: Hoogland, unverfroren aan de Broadwood, tegenover de rusteloze, gedreven Bijlsma.
Bijlsma's esthetiek brengt risico's met zich mee. Door zijn spaarzaam gebruik van het vibrato wordt zelfs de geringste intonatie-afwijking hoorbaar, en bij zijn heftig bevechten van een intense, warme toon vallen hier en daar klankspaanders. Maar bij Bijlsma is zo'n ratelende vingerslag of zo'n over-robuuste toonaanzet eerder een onderdeel van de interpretatie dan een foutje, net zoals de soms nukkige en dwarse figuren in Beethovens muziek een bijproduct zijn van het muzikale verhaal.
Het zijn vooral die weerbarstigheden die het goed doen op de fortepiano, een museumstuk uit 1827. De heldere toon met zijn scherpe en vooral in de hoogte ietwat kiezelige aanzet maakt een deel als het Scherzo uit de Derde Sonate tot een feestelijke rondedans om een pakketje voetzoekers. En ook de zonderlinge harmonische schemer in het daaraan voorafgaande Allegro krijgt iets fonkelends. Daarentegen leggen lyrische adagio-passages de keerzijde van die klank bloot, die droger en minder wollig is dan we gewend zijn van de moderne concertvleugel.
Door een niet volkomen perfect werkend dempingsmechaniek klonken bij dit concert sommige tonen langer door dan de bedoeling was, wat sommige slotakkoorden een eigenaardig troebele kleur gaf. Sommige luisteraars in de Amsterdamse Kleine Zaal leken daar wat moeite mee te hebben. Ik niet. Alles heeft zijn prijs. Voor zo'n geladen interpretatie hoor je iets over te hebben.


© Frits van der Waa 2006