Bij Bach over de vloer met New Dutch Academy
Telemann, Graupner, Graun en Bach, door de New Dutch Academy Chamber
Soloists o.l.v. Simon Murphy. 11 mei, Waalse Kerk, Delft. Herhaling:
Deventer (13) en Haarlem (15/5).
Simon Murphy en zijn New Dutch Academy zijn er in de drie jaar van hun
bestaan vrij aardig in geslaagd om de muziek te omzeilen die voor een
barokorkest het meest voor de hand ligt. Het ensemble verkende met Corelli
en de Mannheimers de wortels en de uitlopers van het tijdperk, en ontdekte
in componist Joseph Schmitt een belangwekkende Nederlandse
achttiende-eeuwer. Toch moet je er eens aan geloven, en dus spelen Murphy
en zijn kornuiten deze week Bach. Maar dan wel Bach met een originele
invalshoek, namelijk bezien als muzikaal gastheer.
Tot de componisten die bij Bach over de vloer kwamen behoorden naast Georg
Philipp Telemann ook de minder bekende Christoph Graupner en Johann Gottlieb
Graun. De Chamber Soloists, een uittreksel uit de meervoudig bezette Dutch
New Academy, laten horen hoe hun muziek hij Bach binnenskamers heeft
geklonken. In de Delftse Waalse Kerk, een smalle hoge ruimte met
witgeplamuurde wanden, ging dat niet helemaal vanzelf. Zelfs met een
bescheiden bezetting van zeven instrumenten heeft de klank er de neiging
wat dicht te lopen. Bovendien bleven de strijkers zeker in het begin niet
al te best op toon, wat noopte tot minutenlange stemrondes. Het had ook
tot gevolg dat Telemanns Lustige Suite na een eclatant begin geleidelijk
wat aan welluidendheid inboette, al wisten de musici de souplesse, de vaart
en de contrasten tot het slot toe in stand te houden.
Erg evenwichtig was de keus uit Bachs muziekkast niet, want Graupners
Sonata in G is, hoe plezierig ook, aan de korte kant, terwijl Grauns
Sonata voor altviool, klavecimbel en basso continuo door het geringe
tempoverschil tussen de delen wat eenvormig en daardoor langdradig is. Wel
biedt het stuk met zijn kleine, transparante bezetting een aangename
afwisseling op het wat stereotiepe klankbeeld van de omringende werken,
temeer daar Murphy en klavecinist Menno van Delft geïnspireerd samenspel
leveren.
Beide helften van het optreden worden - hoe kan het anders - besloten met
werk van Bach zelf. Diens klavecimbelconcerten BWV 1054 en 1055 munten niet
alleen uit door de vrolijk klaterende solopartijen van Van Delft, maar
vooral ook doordat de harmonieën nét even schrijnender zijn, en de
architectuur niet alleen gevarieerder, maar ook beter doortimmerd is. Hoe
doordacht de programmering van de Dutch Academy ook is, uiteindelijk doet
de geweldenaar Bach het werk van zijn tijdgenoten verbleken tot
dertien-in-het-dozijn-muziek.
© Frits van der Waa 2006
|